Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 25 augustus 1989, Kunst, recensie

Rijp en groen door elkaar bij jonge dirigenten

Kwaliteit valt tegen in voorronde concours

HILVERSUM - Een goed orkest reageert op een dirigent als een raspaard op een ruiter. Wie de teugels stevig in handen heeft kan rekenen een spannende, maar harmonieuze samenwerking. Maar wie de rijkunst, dan wel de stokvoering, niet volkomen onder de knie heeft zal merken dat elke vergissing ogenblikkelijk leidt tot bokkesprongen of de vaart er uit haalt. Daar kunnen de acht kandidaten die maandag en dinsdag optraden in de tweede ronde van het Tweede Internationale Kirill Kondrashin Concours voor Jonge Dirigenten van meepraten.

Drie van de acht, de Rus Andrey Boreyko (32), de ]apanner Akihito Mihara (28) en de Engelsman Mark Wigglesworth (25) zijn toegelaten tot de finale, vanavond- en zaterdagavond in het Amsterdamse Concertgebouw en rechtstreeks door de NOS uitgezonden op radio en tv.

In het licht van de grote aandacht die het evenement geniet, en het enorme aantal aanmeldingen – 264 kandidaten, waarvan er 30 zijn uitgenodigd naar Nederland te komen – valt de opbrengst enigszins tegen. Zelfs onder de acht uitverkorenen die in de tweede ronde elk vijf kwartier de tijd krijgen om met het Radio Filharmonisch Orkest een proeve van bekwaamheid en muzikaliteit te geven blijkt naast rijp ook groen vertegenwoordigd.

In tegenstelling tot de finale, waar het zal gaan om een werkelijke concertuitvoering, heeft deze ronde het aanzien van een openbare repetitie – en dat is dan ook uitdrukkelijk de bedoeling. Zo wordt Mihara, geheel meegesleept in de golven van Tsjaikofsky's Pathétique, onderbroken door juryvoorzitter Edo de Waart: "Wilt u nu een stukje repeteren?" Mihara, wat overrompeld: "Nee." De Waart, geamuseerd: "U zult wel moeten." Waarna Mihara, wat plichtmatig, zijn aandacht verlegt naar het zetten van puntjes op de i in de strijkersmelodie.

De kandidaten worden in deze ronde duchtig aan de tand gevoeld. Allereerst aan de hand van delen uit werken van de grote symphonici (Tsjaikofsky, Mahler, Sjostakovitsj) , maar tevens vermeldt de repertoirelijst voor elk van hen een werk met een solist, want begeleiden is een kunst apart.

Eén onderdeel van de test – de duik in het diepe van een nieuw, eigentijds werk – is voor allen gelijk: een Adagio voor orkest, speciaal voor het concours geschreven door Otto Ketting. Met zijn zwervende strijkersmelodie, aanvankelijk ingebed in Stravinskiaanse percussieklanken die geleidelijk plaats maken voor ondubbelzinnige toespelingen op het late idioom van Gustav Mahler, bevat het stuk niet alleen een hele stapel toetsstenen voor de capaciteiten van een dirigent, maar bewerkstelligt het ook een fraaie confrontatie, haast een synthese, van twee heel verschillende stijlen. Dit Adagio is een toegankelijk, maar allerminst oppervlakkig muziekstuk, en daarmee een duidelijke aanwinst voor het orkestrepertoire.

De typische eigenschappen van een eigentijdse idioom, hoe mild ook gedoseerd door Ketting, stellen menige kandidaat voor problemen. Alleen al het realiseren van een spatgelijke inzet blijkt bijzonder lastig.

Elk heeft zo zijn specialiteiten. De 25-jarige Amerikaan Dorian Wilson komt goed voor de dag in het messcherpe werk van Ketting en Sjostakowitsj, maar zijn behandeling van delen uit Beethovens Pastorale en Mahlers Tweede is slapjes. Bij de ]apanner Mihara is het precies andersom: hem ligt het voluptueuze Adagio uit Mahlers Vijfde veel beter dan het accuraat nootjesprikken in Stravinsky's Concerto in D. En bij beiden gaat een verzorgde techniek gepaard met een iets te nadrukkelijk uiterlijk vertoon.

Dat Derek Gleeson, een 25-jarige Prikkebeen uit Ierland, in de tweede ronde beland is moet een vergissing zijn – als dat niet zo is werpt het een onrustbarend licht op de huidige staat van de dirigeerkunst. Of, derde mogelijkheid: Gleeson heeft er nimmer op gerekend in de tweede ronde te belanden en daarom het repertoire niet voorbereid. Hoe het ook zij, zijn moeizaam geploeter leidt tot verhuld gegniffel achter de jurytafel en openlijk gezucht in het orkest, dat zich niettemin blijft gedragen als een raspaard en Gleesons onzekere slagen met prijzenswaardige precisie omzet in een hobbelige tred.

Mark Wigglesworth daarentegen maakt een ontspannen en doelbewuste indruk, heeft de touwtjes stevig in handen, en weet waar hij heen wil, of het nu gaat om een Mozart-recitatief of om het pandemonium dat Sjostakowitsj ontketent in het derde deel van zijn Vijfde Symfonie. De jonge Engelsman lijkt goede kansen te hebben op de hoofdprijs, die overigens niet bestaat uit een geldbedrag, maar uit een groot aantal gastdirecties bij diverse orkesten in binnen- en buitenland.

De uitslag van het concours wordt zaterdag bekend gemaakt, direct na het tweede finaleconcert. De winnaar zal echter weinig tijd hebben om zijn zege te besproeien, want de volgende middag al wacht hem zijn eerste optreden: een concert in de Beurs van Berlage, in het kader van de Amsterdamse Uitmarkt en tevens rechtstreeks te beluisteren op de NOS-radio.


© Frits van der Waa 2006