Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 25 november 1989, Kunst, recensie

Giulini bereikt Brahms via diepgravend dirigeren

Brahms, Ravel en Stravinsky door het Concertgebouworkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling en Radio 4: 26/11, 14.15 uur.

De emotionele kern van Brahms' muziek gaat dikwijls schuil achter een buitenkant die misleidend constructivistisch en daardoor stug aandoet. Dat Carlo Maria Giulini die ruwe buitenkant weet te polijsten tot een schokvrij getrokken curve werd al duidelijk in de eerste paar minuten van Brahms' Derde Symfonie.

De 75-jarige maestro, deze week te gast bij het Concertgebouworkest, maakt de indruk een aristocraat op leeftijd te zijn, die alle wereldse geneugten verzaakt heeft en zich uitsluitend nog bekommert om schoonheid. Om een romige orkestrale schoonheid die licht weemoedige, nostalgische ondertonen heeft. En om een abstract-muzikale schoonheid die op geheimzinnige manier een stuwende energie en een opvallende terughoudendheid in zich verenigt. Giulini is een romanticus, maar hij is er eerder een van het diepgravende dan van het hemelbestormende type.

Ook het vervolg van Brahms' Derde bevestigde die indruk: Giulini weet de kern van Brahms, het innerlijk evenwicht en de doorgaande lijn, te vinden. En die liet hij niet meer los, zelfs niet in die paar kortstondige momenten dat zijn overwegend intense contact met het orkest verslapte.

De geprononceerde voorkeur voor zeer lage tempi die Giulini de laatste jaren heeft ontwikkeld manifesteerde zich bij dit optreden vooral in Ravels suite Ma mère l'Oye en de twee langzame delen van Stravinsky's Vuurvogel. Die hang naar het trage wordt door veel critici getypeerd als quasi-diepzinnig; ik had er geen moeite mee.

Niet alleen was het hier volstrekt in overeenstemming met het licht-onwezenlijke karakter van deze sprookjescomposities, maar ook met de dromerige, subtiel op elkaar afgestemde dynamische gradaties die Giulini op de noten projecteerde. Bovendien zette hij daar, met name in de Vuurvogel, zweepslagen tegenover die dan, zonder werkelijk lawaaiig te zijn, des te harder aankwamen.

De bruuskere kanten van Stravinsky's muziek, die niettemin doel trof als sluitstuk van dit meeslepende concert, zijn niet werkelijk Giulini's sterkste punt. Als het aankomt op diens hardhandig, vonkenschietend ritmisch laswerk blijkt toch dat in het muzikale voorstellingsvermogen van de Italiaan eerder de vloeiende penseelstreek dan de uitgebeten etslijn een rol speelt.


© Frits van der Waa 2006