Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 16 december 1989, Kunst, recensie

Concert in Utrechtse Jacobikerk

Bach Solisten worstelen met echoput

Bach-programma door de Amsterdamse Bach Solisten, Collegium Vocale Gent en solisten o.l.v. Thomas Hengelbrock. Jacobikerk, Utrecht.

Bij het optreden van de Amsterdamse Bach Solisten in de Utrechtse Jacobikerk deed de akoestiek van de kerk, die kan wedijveren met die van een sportfondsenbad, Bachs muziek verwaaien in wolken auditieve stuifsneeuw. Van plaats wisselen maakte het klankbeeld niet helderder. Mogelijk hebben de vroeg gearriveerde luisteraars in de voorste rijen er geen last van gehad.

Niet dat de Jacobikerk voor alle muziek ongeschikt is. Ik herinner me er prachtige uitvoeringen van Tallis en Schütz. Maar in Bachs Magnificat en de cantates BWV 110 en 191, die veel drukker en meer gedifferentieerd zijn, liepen de tinten volkomen door elkaar.

Geen evaluatie derhalve van de (vermoedelijke) precisie van de zestiende-noten, evenmin als van de (wellicht) fraaie orkestbalans. Toch bleken er nog observaties mogelijk. Dat de trompetten het wat moeilijk hadden bijvoorbeeld. Of dat de vier solisten, de alt Bernarda Fink uitgezonderd, niet erg sterke bijdragen leverden, waartegen de koorpassages, vertolkt door het Collegium Vocale Gent, glorieus afstaken.

Vast staat dat de strijkers van de Bach Solisten een homogeen en spatzuiver intonerend ensemble vormen. Zeker is ook dat de 31-jarige Thomas Hengelbrock, die zowel in zijn slanke gestalte als in zijn stijl van dirigeren sterk doet denken aan Frans Brüggen, overtuigingskracht paart aan inzicht in de gestiek van de barokmuziek.

De biografie van de Amsterdamse Bach Solisten meldt nog steeds dat het ensemble "voornamelijk" is samengesteld uit leden van het Concertgebouworkest. Die zijn nu, bijna vijf jaar na de oprichting, duidelijk in de minderheid: zes op een totaal van tweeëntwintig. Het uitgangspunt – een historisch verantwoorde interpretatie van barokmuziek op moderne instrumenten – is niet veranderd. Als je goed kijkt bergt dat uitgangspunt een inwendige tegenstrijdigheid in zich, en dat is de voornaamste reden dat het ensemble geen aansluiting heeft gevonden bij het oude-muziek-circuit.

Inderdaad geeft de sound van het ensemble aanleiding tot bedenkingen die overigens voortkomen uit smaak, en niet uit muziekwetenschappelijke principes. Per saldo vind ik het geluid iets te gevoileerd en te wollig. Moderne violen missen het snijdende, kwikzilverige geluid van de oude instrumenten, en weliswaar is de klank rondborstiger, maar het non-vibrato-spel doet daar weer afbreuk aan. Opvallend is ook dat het timbre van de moderne fluit veel pregnanter is dan dat van de traverso. Hoewel dat een winstpunt is maakt het ook dat het instrument snel gaat domineren.

Maar het gaat uiteindelijk in klassieke muziek om de kracht van het betoog, en niet om het dialect waarin het wordt uitgesproken. En al staken de Amsterdamse Bach Solisten hun verhaal af in een echoput, toch durf ik de hypothese wel aan dat het die kracht heeft.


© Frits van der Waa 2006