de Volkskrant van 5 februari 1990, Kunst, recensie
Rotterdams Philharmonisch in zijn sas met ex-chef De Waart
Stravinsky, Beethoven, Zimmermann en Strauss door het Rotterdams Philharmonisch Orkest en Deszö
Ránki o.l.v Edo de Waart. De Doelen, Rotterdam. Radio 4: vanavond, 20.00 uur.
In de jaarfolder van de VARA-Matinee is nog te zien wat oorspronkelijk de bedoeling is geweest van
het niet erg samenhangende programma dat het Rotterdams Philharmonisch Orkest de afgelopen dagen in de
Doelen en het Concertgebouw heeft gepresenteerd onder leiding van zijn voormalige chefdirigent Edo de
Waart. Het had een concert van de laatste ademtocht moeten worden.
Bartoks Derde pianoconcert (zijn laatste compositie) en Stille und Umkehr van Bernd
Alois Zimmermann (uit 1970, het jaar dat de componist een eind aan zijn leven maakte) hadden
geflankeerd moeten worden door de Trois odes funèbres van Franz Liszt en Richard Strauss'
symfonisch gedicht Tod und Verklärung.
Waar het mooie idee op afgeketst is weet ik niet. Het kan zijn dat de Hongaarse pianist Deszö
Ránki liever een klassieker stuk speelde dan de zwanezang van zijn landgenoot. Hoe het ook zij,
in het nu uitgevoerde programma waren Liszt en Bartok vervangen door Stravinsky's Blazerssymfonieën
en Beethovens Vierde pianoconcert. Prachtige stukken, dat is waar, maar van het thema restte
niets dan een schaduw, slechts waarneembaar voor goede opmerkers.
Met of zonder thema, de combinatie Rotterdams Philharmonisch/De Waart bleek weer uiterst succesvol.
Het orkest zette zich volledig in voor De Waart, wiens interpretaties in elk van die vier zo volkomen
verschillende stukken uitblonken door liefde voor de muziek en greep op de partituur. Vanavond is dat
nog eens te horen op Radio 4.
Het was een adembenemende ervaring te zien hoe De Waart de orgelende, toe- en afnemende klankstromen
van Tod und Verklärung met machtig armzwaaien in onderling evenwicht hield. Zijn
interpretatie was vol verzengend temperament, maar tegelijkertijd mild en beheerst. Sommige details
klonken wat smoezelig, maar dat deed met uitzondering van de twee, helaas, licht haperende
slotakkoorden geen afbreuk aan de grote spanningsbogen, waarvan De Waart de weelderige welvingen
ontsluierde.
Draagtoon
Lijnrecht daartegenover stond Zimmermanns Stille und Umkehr, een in zichzelf gekeerde,
ascetische "schets" voor een orkest dat er uitziet alsof er een wilde staking is uitgebroken bij de
strijkers, waarvan echter nog niet iedereen op de hoogte is. Gedurende het hele stuk klingt er een
bijna onmerkbaar verkleurende "draagtoon", omgeven door kleine melodische rimpelingen. Die leiden tot
een haast rituele cadansbeweging, steeds afgewisseld met de metalige spectra van aangestreken bekkens
en, later, het ijle vibrato van een zingende zaag. De volle Doelenzaal, aanvankelijk hoesterig, werd
hoorbaar stiller naarmate de hypnotische kracht van het stuk zich deed gelden. De wetenschap dat
Zimmermann tijdens het schrijven van dit circa tien minuten durende werk reeds zelfmoordplannen
koesterde maakte het tot een opmerkelijk spiegelstuk van Strauss' Tod und Verklärung.
De combinatie van Stravinsky en Beethoven, voor de pauze, was wat willekeurig, maar vormde in ander
opzicht toch een geschikte tegenhanger voor het koppel Zimmermann-Strauss: bondig tegenover breedvoerig.
De Waart gaf de contouren van de Blazerssymfonieën een soort van expressieve ronding, die
geen afbreuk deed aan het in wezen hoekige karakter van de muziek. Ránki liet in Beethovens
pianoconcert struis pianospel horen, speelde het Andante met koele sensualiteit, en bracht in
het Rondo een scherp reliëf aan, waarbij hij zich bewoog op de grens van heethoofdigheid,
vooral bij de scherpe, staalachtige klanken die hij het hoge register van zijn instrument ontlokte.
Bij het slotapplaus zette het orkest de geestdrift waarmee het gemusiceerd had nog eens extra kracht
bij door uitbundig op het podium te stampen. Een blijk van waardering dat doorgaans maar weinig
dirigenten wordt gegund.
© Frits van der Waa 2006