de Volkskrant van 26 februari 1990, Kunst, recensie
De Volharding doet geen water bij de wijn
Geschraapte pianosnaar met fishbone
Muziek van Dramm, Zuidam, Torstensson, Vasques Dias en Torke, door Orkest de Volharding. Frascati, Amsterdam. Voorts: Leeuwarden (28/2), Zwolle (7/3), Terneuzen (8/3), Den Bosch (10/3), Utrecht (15/3).
Eigenlijk is er in de achttien jaar dat Orkest De Volharding nu bestaat weinig
veranderd. Goed, de oorspronkelijke musici zijn bijna allemaal vervangen door andere, het taboe op het
spelen met dirigent is opgeheven, en de socialistische strijdliederen en optredens bij politieke
bijeenkomsten zijn gaandeweg uit het handvest van het ensemble verdwenen.
Maar heb je het over nieuwe, of liever nog: vernieuwende muziek, dan is de Volharding haar beginselen
trouw, en toch of juist daardoor bij de tijd gebleven. Nog steeds speelt het orkest
muziek van dwarse jongens, die vooral geïnteresseerd zijn in krachtige brouwsels van collectieve
windkracht en fysiek ritme, en bovendien weten wat er buiten de wereld van de esoterische
compositietechnieken te koop is. .
Sprekend voorbeeld is Rust van de Amerikaanse componist Michael Torke, dat, na eerdere
uitvoeringen bij festivals in Rotterdam en Huddersfield, in het nieuwe Volharding-programma zijn
"sub-première" beleefde. Het stuk heeft een motorische hardnekkigheid die al net zo dwingend is
als in de eerste stukken die oprichter Louis Andriessen voor De Volharding schreef. Met dit
ostinato, om een vakterm te gebruiken, kan het orkest laten horen dat het zijn naam niet voor
niets draagt.
Met openlijke brutaliteit bedient Torke zich van rap-ritmes en van jazz-akkoorden, af en toe
zelfs van volkomen versleten harmonische progressies. Maar op die fundamenten, neergelegd in de steeds
aanwezige piano-partij, zet hij een muzikale architectuur neer, die fascineert door zijn vitaliteit en
zijn voortdurende evolutie. Het klankbeeld is nu eens statisch en complex, dan weer bot en dynamisch.
De pulsen in de vrijwel steeds volgehouden vierkwartsmaat raken uitgedund, om in metamorfose terug te
keren. Het stuk is bovendien virtuoos geïnstrumenteerd, met akkoordspetters en zwoele klankmengsels
die dikwijls doen denken aan die van een big band.
Ook in P/reface van David Dramm, een in Nederland werkende Amerikaan, speelt herhaling een
belangrijke rol, maar vergeleken met het werk van Torke is het veel introverter en minder rijk aan
noten en variatie. Boven een geschraapte, elektrisch versterkte pianosnaar en een ruig zoevende
basgitaar beginnen vage akkoorden te pendelen. Daaruit groeit regelmaat en herhaling. De volgende
sectie doet enigszins denken aan "minimale" muziek, met zijn tonale motieven, zijn vele herhalingen, en
zijn groei van een- naar meerstemmigheid. In dit vocabulaire lijkt ook de invloed van Louis Andriessen,
bij wie Dramm enige tijd gestudeerd heeft, te bespeuren. Na een lichte climax volgt een slotdeeltje met
lange koraal-achtige akkoorden, af en toe aangescherpt door een dreunende basnoot.
P/reface klinkt goed, maar het stuk zelf bood me nauwelijks meer houvast dan Dramms vergelijking
met "het voorwoord van een boekwerk dat door zijn botheid en het ontbreken van stijl net zo boeiend
wordt als het boek zelf."
Desondanks functioneerde zijn bevreemdende, bedaarde werkstuk voortreffelijk als eersteling op het
programma. Dat bevat naast reprises van Pranto van Amilcar Vasques Dias, en van Klas
Torstenssons Järn, een gevecht waarin heerschappij en eensgezindheid beurtelings inzet zijn,
ook een gereviseerde versie van Rob Zuidams Fishbone, een knappe constructie van door elkaar
lopende ritmische processen. De verschillen tussen de vijf stukken zijn extreem. Maar de Volharding, op
orde gehouden door Cees van Zeeland, smeedde ze met indrukwekkende eendracht aaneen.
© Frits van der Waa 2006