de Volkskrant van 26 februari 1990, Kunst, recensie
Janboerefluitjesconcert ging wel goed in Derde van Charles Ives
Mozart, Beethoven, Ives en Respighi door het Radio Kamerorkest en Jean-Yves Thibaudet. Muziekcentrum
Vredenburg, Utrecht. Radio 4: 3 maart, 13.02 uur.
"Prijzen zijn de insignes van de middelmatigheid", schamperde Charles Ives, toen zijn Derde Symfonie
in 1947 werd bekroond met de Pulitzer Prize. Het jaar daarvoor was de symfonie, meer dan veertig jaar
na haar voltooiing, eindelijk voor het eerst uitgevoerd. De inmiddels 73-jarige componist was blij dat
men zijn muziek mooi vond, maar om geld gaf hij evenmin als om persoonlijke roem. Het prijsbedrag,
vijfhonderd dollar, schonk hij weg.
Hoewel het woord "middelmatig" op geen enkele noot van Ives van toepassing is, is het een feit dat
de Derde temidden van diens gargantueske oeuvre haast de positie van een divertimento inneemt.
Het klankbeeld is doorgaans helder en welluidend, in weerwil van enkele bruuske overgangen en talrijke
ongebruikelijke harmonische verbindingen. Ook is de bezetting handzaam en de lengte bescheiden. De
spirituele inhoud doet echter niet onder voor die van Ives' overige, dikwijls veel complexere werk.
Toch wordt ook Ives' Derde maar zelden gespeeld.
Des te aardiger was het om het werk aan te treffen in een concert van de serie Veronica's
Meesterwerken, waar het tussen boterhammen van Mozart en Beethoven, en een sneetje
Vogel-brood van Respighi de functie kreeg van een pittig, maar alleszins verteerbaar
sandwichbeleg. Veronica's voedselpakket, dat in het verleden nog wel eens de geest van de gaarkeuken
uitwasemde, biedt dit seizoen overigens meer van zulke culinaire vondsten.
Voor Roland Kieft, die het concert leidde, kan dit gastoptreden bij het Radio Kamerorkest niet
zonder betekenis geweest zijn. Bij het orkest komt volgend seizoen, met het vertrek van Hans Zender, de
post van chefdirigent vrij. Voor het repertoire tot 1820 zal Frans Brüggen als artistiek adviseur
gaan optreden. Nu Hans Vonk vaste gastdirigent bij het Radio Filharmonisch Orkest wordt, naast
chefdirigent Edo de Waart, is er bij de omroeporkesten een duidelijke concentratie van Nederlandse
dirigenten zichtbaar. Al zullen chauvinistische motieven daarbij nooit een rol spelen.
Kieft is pas dertig, draait al een flink aantal jaren mee, en heeft laten horen dat hij een
veelzijdig en kundig muzikant is, maar ook dat het hem niet altijd lukt een orkest mee te krijgen met
zijn visie. Tussen Kieft en het Radio Kamerorkest lijkt het wel te klikken, al had men kennelijk bij de
voorbereiding van programma niet in alle onderdelen even veel energie gestoken. De afwerking van
Mozarts Symfonie nr. 27 en Respighi's Gli Uccelli (De Vogels) liet te wensen over. Snelle
voorslagen en trillers klinken nu eenmaal beter als iedereen daarin dezelfde snelheid aanhoudt. Het
slotdeel van Mozarts symfonie, Presto assai (zeer snel), nam Kieft op zijn janboerefluitjes. En
tegenover de Koekoek en de Kip in Respighi's suite, die met rake streken geschilderd
waren, stonden duf kwelende duiven en nachtegalen. Gli Uccelli was onmiskenbaar bedoeld als
uitsmijter en is al even onmiskenbaar een werk van de tweede garnituur. Maar dat is geen excuus.
Een beter ecxuus vormden de geraffineerde lezing van Beethovens Tweede pianoconcert,
aangezwengeld door het lichtvoetige, dansante spel van Jean-Yves Thibaudet, en het warm en eendrachtig
pleidooi dat het gezelschap voor Ives' Derde Symfonie hield.
Met ogenschijnlijk gemak nam Kieft de hindernissen in de partituur, waaronder aanzienlijke hobbels
in het tempo, en de balansproblematiek die voortkomt uit de meerstemmige gelaagdheid van de muziek. Zo
gidste hij musici en luisteraars door Ives' muzikale wereld, een landschap vol plotseling opdoemende
vergezichten en mistflarden, vervloeiend met de ietwat stroeve melodiek van uit de klei getrokken
Amerikaanse hymns; een landschap waarin het religieuze en het aardse, het banale en verhevene,
het beeldende en abstracte niet meer dan verschillende aspecten uitmaken van een en dezelfde
transcendentale, alles-omarmende wereldbeschouwing.
© Frits van der Waa 2006