de Volkskrant van 16 maart 1990, Kunst, recensie
Carreras komt niet van de grond
Recital door José Carreras. Concertgebouw, Amsterdam.
Duizend vreugden bereidde José Carreras zijn bewonderaars in het Concertgebouw. Handenvol
liefdespijn, vergeefs smachten, ondankbare harten, vervat in muzikale miniaturen. die de Spaanse
meestertenor met beheerste kracht overdroeg naar Grote Zaal-proporties, en die stuk voor stuk
beantwoord werden met klaterende ovaties.
Er zijn zangers die het hun publiek dermate naar de zin willen maken, dat het de kant van koketteren
uitgaat. Zo niet Carreras. Zijn optreden werd gedragen door zijn krachtig en nobel stemgeluid en subtiel
ondersteund door de Italiaanse pianist Lorenzo Bavaj, met wie Carreras sinds vorig jaar samenwerkt.
Zijn presentatie, slechts onderstreept door een enkel handgebaar, was waardig.
Het was, kortom, een succes van stemkunst. En een succes van de saaiheid.
De middag voor het concert ontving Carreras een platina plaat (47 duizend exemplaren) voor zijn
uitvoering van Ramirez' Misa Criolla uit de handen van Cristina Deutekom en luttele uren later betrad
hij het podium. Het is nu ruim anderhalf jaar geleden dat hij het zingen hervatte, genezen van de
leukemie die hem een jaar lang op non-actief had gezet. De vermogens van de 43-jarige zanger, wiens
naam doorgaans met die van Luciano Pavarotti en Placido Domingo in één adem wordt genoemd
(maar wel als derde), zijn niet aangetast, maar hij doet het nog steeds rustig aan.
Wellicht is dat ook de reden dat Carreras voor dit recital overwegend composities had uitgezocht die
niet dan bij uitzondering het vlieggewicht te boven gingen. Weliswaar bevatte het blokje barok waarmee
het concert opende een allerminst oppervlakkige aria van Stradella, Pieta Signore, maar de
Verdiaanse expressie die Carreras hierin projecteerde leidde tot zware jeuk aan het stijlbesef.
Het vervolg bood een achttal Spaanse smartlappen, twee liederen van Massenet, vol feeërieke
natuurpoëzie weliswaar, een greep uit het oeuvre van Francesco Paolo Tosti; met zulk kortademig
repertoire, dat op de grens ligt van lied- en liedjeskunst, en waarin de gemoedsstemmingen en
spanningsbogen van een dodelijke eenvormigheid zijn krijg je een concert niet van de grond.
Pas in de finale, een drietal beeldende Puccini-composities, gevolgd door een reeks toegiften, kwam
er muzikaal materiaal aan bod waarmee Carreras ondertussen handen tekort komend om de stroom van
boeketten in ontvangst te nemen als vertolker zijn vleugels wat verder kon uitslaan.
© Frits van der Waa 2006