Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 20 maart 1990, Kunst, recensie

Tijdsduren bevorderen complexiteit MeerMin van Schönberger

Tarenskeen, Rai, Van Rossem en Schönberger door het Gijsbrecht van Aemstel Kwartet. De Unie, Rotterdam. Herhaling: Amsterdam (23/3) en Leiden (6/4).

"Dit is geen complexe muziek", besloot Elmer Schönberger zijn toelichting op zijn nieuwe compositie MeerMin. In de Unie, waar MeerMin onder handen van het Gijsbrecht van Aemstel Kwartet zijn eerste uitvoering beleefde, hingen nog de stofwolken van de discussies die zich afspeelden bij het daar vorige week gehouden Complexity?-festival.

Nederlandse componisten hebben niet veel op met hyper-ingewikkelde muziek. Dat was opnieuw te horen in dit programma, dat deels rechtstreeks werd uitgezonden door de VPRO.

Maar een toonbeeld van eenvoud is Schönbergers MeerMin nu ook weer niet. De tempowisselingen zijn zo lastig dat het Kwartet er een dirigent, Jurjen Hempel, heeft bijgehaald. Desondanks maakte de uitvoering een nog wat ongepolijste indruk.

MeerMin is een compositie als een mozaïek, waarin Stravinskiaanse, uit diatonische reeksen afgeleide akkoorden de steentjes vormen. Die zijn ondergebracht in een grote structuur, die geheel geregeerd wordt door de afwisseling van lange en korte tijdsduren (vandaar ook de titel).

Scherp, speels en elegant laat Schön berger de samenklanken heen en weer flitsen tussen de harp en de beide (dikwijls getokkelde) strijkinstrumenten, terwijl de basfluit veelal de daaruit ontstane melodieflarden onderstreept; De samenklanken worden uitgerekt, gebroken, versierd met trillers en glissandi, om zich dan weer samen te trekken in bokkig bewegende, dicht opeengeplante ritmische motieven.

Toch overtuigt het stuk niet volkomen. De tijdsduren van de verschillende secties houden elkaar wel in balans, maar de inhoud ervan mist hier en daar gewicht. De duidelijkste inzinking is een basfluitsolo, kort voor het slot, die temidden van de omringende scherpgerande notenbouwsels aandoet als een onduidelijk geplaatste krijtveeg.

Schönbergers werk ligt hoorbaar in het verlengde van de lijn Stravinsky-Andriessen. Maar hij komt in dit stuk, met zijn ingebouwde instabiliteit, tot een eigen, persoonlijk idioom. En dat is al heel wat.

Andries van Rossem is daarentegen nog op zoek. Hij heeft een periode met Feldman-achtige werken achter de rug en scherpt nu zijn geest in Milaan aan die van Franco Donatoni. Zijn Untitled Composition is daarvan de eerste vrucht. De werkwijze – het uitdiepen en voortspinnen van een beperkt uitgangsmateriaal – is inderdaad Donatoniaans. Het is een overzichtelijk, openliggend stuk, met veel aangename tertsklanken, die, eerst verspreid en versplinterd en later aaneengeregen tot kabbelende motieven, de kiem vormen voor een organische, maar niet tot het uiterste gaande ontwikkeling. Van Rossem zelf ziet dit werk – heel terecht – als een "leerstuk".

Artis

Boudewijn Tarenskeens Artis is de derde première, en tevens het meest "complexe" werk van dit programma. Vanuit een explosieve start, vol dissonante rondschietende noten, komt de muziek gaandeweg tot rust in lange lijnen waaraan gaandeweg beter in het oor liggende samenklanken komen te hangen. Het is een stroef, tegendraads stuk, dat niet getuigt van gevoel voor de vele klankkleuren die het ensemble in zich bergt. Dat valt vooral op naast het minstens zo eigenzinnige Junction van de in Nederland gevestigde Japanse componist Takayuki Rai, dat juist uitgaat van die rijkdom. Het is een werkstuk met meer rare kortegolfgeluiden en scherpe tikken dan "gewone" noten. Maar elk geluid vindt als vanzelf zijn plaats in een klankwereld die een haast fysieke illusie van ruimtelijkheid en perspectief bewerkstelligt.


© Frits van der Waa 2006