Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 30 maart 1990, Kunst, recensie

Twaalf minuten smachten met Diepenbrock

Orkestwerken van Alphons Diepenbroek (De Vogels, Marsyas, Hymne voor viool en orkest, Elektra), door het Residentie Orkest en Emmy Verhey, viool, o.l.v. Hans Vonk. Chandos 8821.

Alphons Diepenbrock, die leefde van 1862 tot 1921, heeft de naam de eerste grote Nederlandse componist na Sweelinck te zijn. Maar daarvan was tot nog toe in de praktijk, en zeker in de platenpraktijk, niet bijster veel te merken.

Met een reeks Diepenbrock-cd's, waarvan vorige week de eerste aflevering verscheen, stelt het Residentie Orkest dan ook een daad. Het wordt een driedelige serie met al Diepenbrocks grote werken voor of met orkest. Ze wordt uitgebracht op het Engelse Chandos-label en zal daardoor misschien zelfs een vleugje internationale uitstraling hebben.

Het Residentie Orkest is het enige orkest dat al jaren stelselmatig aandacht aan Diepenbrocks muziek besteedt, en ook reeds verscheidene van zijn stukken op de plaat heeft gezet. Die zijn onder andere te vinden in de twee nog steeds roemruchte albums met Vijf eeuwen Nederlandse muziek. Toch bleef Diepenbroek in zulke platendozen altijd een van de velen, en menigeen zal de opgewekte muziek van een Hellendaal of een Van Bree geprefereerd hebben boven zijn zwaarmoedig getinte orkestliederen.

Dat Diepenbroek nooit "doorgebroken" is, komt vooral doordat hij gangbare genres als de sonate, de symfonie en het solo-concert in het geheel niet heeft beoefend, maar zich vrijwel uitsluitend toelegde op vocale muziek: koorwerken en liederen, met piano- of orkestbegeleiding. Voor Diepenbroek, die tevens doctor in de klassieke talen was, bestond er een haast onverbrekelijk verband tussen literatuur en muziek.

Zijn belangrijkste symfonische composities, ontstaan in de laatste tien jaar van zijn leven, zijn oorspronkelijk gedacht als toneelmuziek en hebben dus eveneens een literair uitgangspunt – wat niet wil zeggen dat Diepenbroek illustratieve muziek schreef: zijn werk, gevat in een heel eigen idioom, waarin een op Wagner geënte melodische stuwkracht samengaat met een aan de Franse muziek ontleende klankverfijning, biedt vaker een symbolisering van de dramatische krachten dan een regelrechte uitbeelding van de handeling. Daardoor is het vanzelf muziek die ook op eigen benen kan staan.

Het Residentie Orkest opent zijn Diepenbrock-project met deze orkestwerken: een keuze waarbij ongetwijfeld praktische motieven een rol hebben gespeeld, maar die ook het publiek een goed opstapje naar Diepenbrocks andere werk verschaft.

De ouverture De Vogels (voor het blijspel van Aristophanes) is een uitgesproken zonnige en lyrische compositie. De suite Marsyas daarentegen, hoewel licht van toon, is niettemin een stuk dat zich afspeelt in een sfeer van inkeer en melancholie. Op de Elektra-suite, die Diepenbrock-kenner Eduard Reeser in 1952 samenstelde uit de nagelaten toneelmuziek, drukken uiteraard de wraakzucht en het noodlot die Sophokles' tragedie bepalen hun stempel. Maar het gaat in wezen om een imierlijke verzoening met smart en droefenis.

Het aangename aan Diepenbrock is dat hij bondig en concies is: hij gaat diep, maar houdt op tijd op. Wat dat betreft is de Hymne voor viool en orkest, een orkestbewerking van een in 1898 geschreven stuk voor viool en piano, minder geslaagd. Maar op een cd die zo rijk gevuld is, en zulke fraaie, panoramisch aandoende opnamen van het door Hans Vonk naar grote hoogten geleide orkest bevat, is er tegen zo'n rustpunt, waarin Emmy Verhey het smachten twaalf minuten lang consequent en toch ietwat afstandelijk vol weet te houden, weinig in te brengen. Daar moet je gewoon van houden.


© Frits van der Waa 2006