Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 7 april 1990, Kunst, recensie

Viool spelen is niet een ieders kopje koffie

Finale-concerten Scheveningen Internationaal Muziek Concours, m.m.v. het Radio Symfonie Orkest o.l.v. Jan Stulen. Circustheater, Scheveningen.

Het Scheveningen Internationaal Muziek Concours is afgesloten met een finale waarin vijf violisten prestaties leverden die er als "begin van een internationale podium-carrière" maar nauwelijks of domweg niet mee door konden. Tevoren heerste er al in de wandelgangen beroering over het jurybesluit om de 16-jarige Armeniër Nikolaj Madojan, door velen gedoodverfd als winnaar, wegens stilistische bezwaren niet toe te laten tot de finale. De beroering verbreidde zich vlak voor de prijsuitreiking zelfs tot in de zaal, in de vorm van een korte actie, compleet met spreekkoren en spandoekjes.

De rangorde die de jury aanbracht in de vijf wel tot de finale toegelaten violisten gaf verder geen aanleiding tot meningsverschillen. De Nummer Een, de 19-jarige Rus Oleg Pokhanovkski en de Nummer Twee, de 21-jarige Joji Hattori uit Japan overtroffen hun drie mededingers in menig opzicht. Of die drie, achtereenvolgens de 22-jarige Chinese Zhen-Rong Wang, de 28-jarige Nederlander Jeroen de Groot en de 18-jarige Duits-Japanse violiste Latica Honda-Rosenberg, nu werkelijk spelers van finalisten-formaat zijn, daar valt over te twisten.

Muziek is geen sport. Stel vijf hardlopers op voor de honderd meter, en één zal de eerste zijn, of hij er nu tien dan wel honderd seconden voor nodig heeft.

Wie echter bij een muzikantenconcours het hardst of het snelst – of zelfs het mooist – speelt is niet automatisch de winnaar. Dat hangt af van de jury. Die kan zelfs besluiten dat er niemand gewonnen heeft.

Maar als er – zoals in Scheveningen – aan elke prijs een sponsormerkje hangt pakt dat wat moeilijker uit. Het prijzengeld ligt er, en daar moeten winnaars bij komen. Zaken zijn zaken. Wat zouden NV, BV & Co en al hun voetvolk, dat niet alleen tussen de delen van een vioolconcert, maar zelfs bij een kwarttel rust de handen op elkaar brengt (zeker meer verstand van verzekeren), er wel van denken als "hun" prijs niet wordt toegekend?

Als je even doordenkt is dat een onzindelijke gedachtengang. Want ook de sponsor is er niet bij gebaat als zijn cadeautje het ene jaar aan een vlammend talent en het volgende jaar aan een valse krasser ter hand wordt gesteld. Het leidt tot inflatie.

Vraag en aanbod

Ondertussen kon niemand er iets aan doen dat het niveau van de deelnemers niet overhield. Zelfs de opkomst viel tegen: slechts 48 van de 82 ingeschreven kandidaten kwamen opdagen. Waarschijnlijk is dat een kwestie van vraag en aanbod: eerdere afleveringen van het Scheveningse concours, gewijd aan de cello en de dwarsfluit, voorzagen kennelijk in een behoefte. Maar internationale vioolconcoursen, die zijn er al zo veel.

Een verblijf van twee avonden in het Circustheater liet als belangrijkste indruk na dat muziek maken heel moeilijk is. Voorts dat zuiver viool spelen heel moeilijk is. Vervolgens dat spelen met een orkest erg lastig kan zijn, vooral als je te maken hebt met een dirigent als Jan Stulen die wel wat heeft met Brahms en Sibelius, maar met Beethoven en Tsjaikofski omspringt als een keurslager met een lendelap.

Winnaar Pokhanovsky is een begaafd solist, maar zijn talent is nog niet volkomen tot wasdom gekomen. Ook bij Hattori (glanzende toon, kleurrijk spel, maar niet stabiel), Wang (vurig, maar grote intonatieproblemen) en Honda (fijngevoelig, maar nog te eenvormig en te iel geluid) waren diverse stadia van onrijpheid te beluisteren. Jeroen de Groot maakte daarentegen, in weerwil van zijn 28 jaar, de indruk een vroeg-oude veteraan te zijn. Uit zijn spel spreekt vooral wilskracht en zelfdiscipline.

Het speciaal voor het concours gecomponeerde solostuk Reflections van Jurriaan Andriessen bleek een hinderpaal van formaat. Het is een losjes afgestoken discours, waaraan op willekeurige plaatsen allerlei viooltechnische weerbarstigheden zijn opgehangen. Sommige daarvan zijn blijkbaar te tegendraads, gezien het gerek en gewring met de linkerhand waartoe alle vijf spelers dan hun toevlucht moesten nemen.

Pokhanovsky, wiens stevige, soms wat ruiggerande toon en warmbloedig spel opvallend contrasteerden met zijn schuchter, Woody Allen-achtig voorkomen, was de enige die er boeiende muziek van wist te maken. Het leverde hem naast de hoofdprijs van 25 duizend gulden nog een extra prijs van 5000 gulden op.

Volgend jaar beter. Dan is de cello weer aan de beurt in Scheveningen.


© Frits van der Waa 2006