de Volkskrant van 11 juni 1990, Kunst, recensie
Riccardo Chailly dirigeert alle Kammermusiken in het Holland Festival
Begenadigd borduurwerk in Hindemith-project
Holland Festival: Kammermusiken 1, 4 en 5 van Paul Hindemith, door het Koninklijk Concertgebouworkest
m.m.v. Kim Kashkashian en Konstanty Kulka o.l.v. Riccardo Chailly. Concertgebouw, Amsterdam.
Zou Paul Hindemith ooit last hebben gehad van componeerkramp? Het moet wel bijna, hij heeft zo veel
stukken geschreven, en de meeste daarvan zijn ook nog eens overladen met noten. De drie Kammermusiken
die een select gezelschap uit het het Concertgebouworkest onder chef-dirigent Riccardo Chailly zaterdag
ten gehore bracht duren bij elkaar nog geen vijf kwartier, maar dat was heus meer dan voldoende.
Hindemith heeft tussen 1922 en 1927 zeven Kammermusiken geschreven. Zes daarvan zijn een soort
tegendraadse solo-concertjes (de eerste niet, die is voor twaalf solisten). Het tegendraadse bestaat
vooral uit de kleine, onconventionele orkestbezetting, uit de verhouding solist-orkest, die heel anders
ligt dan in het romantische concerttype, en uit het dwarse, op de barokke meerstemmigheid geënte
idioom dat Hindemith in die periode ontwikkelde.
Onvast
Chailly heeft de Kammermusiken in zijn hart gesloten. Op 23 juni dirigeert hij de overige
vier, eveneens in Holland Festival-verband, en de hele reeks wordt bovendien door Decca op cd
uitgebracht.
Hopelijk valt die opname wat florissanter uit dan de uitvoeringen van zaterdag. Niet dat het Chailly
aan vuur of gezag ontbrak. Niet dat het orkest, verwikkeld in veelal gecompliceerde onder-, tegen-, en
vulstemmen, niet alert reageerde. Maar het strijkersensemble, dat in de spetterende Kammermusik
nr. 1 een niet onbelangrijk aandeel heeft schortte het aan homogeniteit. De Armeens/Amerikaanse
altvioliste Kim Kashkashian, soliste in de vijfde Kammermusik, was onvast van timbre en
intonatie. En Hindemith heeft in de vierde aflevering van de reeks zoveel noten in de solopartij
opgetast dat de Pool Konstanty Kulka weinig gelegenheid vond om eens iets anders te doen dan pijlsnel
één recht-één averecht te breien op zijn viool.
De Kammermusiken tonen Hindemith als een begenadigd, bij vlagen brutaal componist, en als een
waar meester van het muzikale macramé-werk. Maar ook als een schepper die, ook wanneer hij zijn
dag niet had, gewoon doorwerkte, waarbij hij altijd terug kon vallen op zijn constructieve vermogens.
Afwikkelen, uitspinnen, vlechten, voortborduren, langdradig de termen die zich opdringen hebben
allemaal iets met textiel te maken. Een veeg teken. Maar, als geruststelling: stoplappen zul je bij
Hindemith niet aantreffen.
© Frits van der Waa 2006