de Volkskrant van 18 juni 1990, Kunst, recensie
Opera buffa op grasmat in het Gooi
La vera costanza, opera van Joseph Haydn, door De Zomeropera. Tuintheater Hilversum. Herhaling:
20, 23 en 24 juni. Tel: 035-48724. Openluchtconcert met o.a. Gabrieli en Gershwin door diverse
ensembles. Tindalvilla Bussum.
Wie elk jaar zijn huis ombouwt tot operatheater en zijn gazon avonden lang laat vertrappen door
honderden toeschouwers moet een beetje gek zijn. Vorst Nicolaus Esterházy, Haydns broodheer, was
zo'n plezierig gestoorde muziekliefhebber. In Frank van Koten; hoboïst bij het Radio Filharmonisch
Orkest, heeft hij twee eeuwen later zijn evenknie gevonden. Maar waar de Vorst kon terugvallen op zijn
familiekapitaal, doet Van Koten het met doorzettingsvermogen, getuige de financiële steun die hij
bij bedrijfsleven en overheid heeft weten los te peuteren voor zijn Zomeropera-projecten.
Sinds 1983 werpt de Hilversumse Zomeropera nieuw licht op Joseph Haydn als opera-componist. Die is
immers nagenoeg geheel verdwenen in de schaduw van Mozart. Bij La vera costanza, de produktie
van dit jaar, is te zien en vooral te horen dat Haydns opera's die volledige eclips,
hoewel verklaarbaar, niet verdiend hebben. Dat standpunt wordt nog kracht bijgezet met lezingen van de
illustere Haydn-kenner C. Robbins Landon.
Uitgangspunt in La vera costanza is het geheime huwelijk tussen de vissersdochter Rosina
(Ingrid Kappelle) en de adellijke losbol Errico (Albert Bonnema). Rosina biedt met standvastigheid
(costanza) het hoofd aan de huwelijksplannen die de overige protagonisten voor haar hebben. Het
stuk is een typische opera buffa, een komische opera, incluis de zwakheden die dat genre dikwijls
aankleven. Dat de verwikkelingen niet altijd even aannemelijk zijn hindert niet. Integendeel: dat heeft
Haydns inventiviteit als muzikaal illustrator alleen maar gestimuleerd.
Opera-uit-eigen-tuin heeft iets huisbakkens, het is haast onvermijdelijk. De regie van Jan Bouws
blinkt eerder uit door het woekeren met minimale middelen dan door grensverleggende concepten. De
kostuums zijn verzorgd, maar reminisceren vooral aan het antieke beeldverhaal In de Soete Suikerbol.
Merkwaardig is vooral de uitdossing van Bonnema, die meer weg heeft van Hertog Alva (maar dan in 't
oranje) dan van een wankelmoedige charmeur.
Bovendien kon niemand de polaire luchtstroom voorzien die de maand juni tot nog toe de kwaliteiten
van een IJslandse zomer heeft gegeven. Het strijkersspel van het Esterházy Orkest, aangevoerd
door Van Koten, verried stramme vingers. Alleen al het decolleté van Kappelle suggereerde
loopneuzen en kippevel. En het spinet zakte even snel als de snor van Errico.
Toch waren dat marginale troebelen die eerder bijdragen dan afbreuk doen aan de allure van de
voorstelling. Want de basis is solide. Het orkest speelt puntig en met elan. De zangers zijn jong en
enthousiast. Naast de bevallig zingende en acterende Ingrid Kappelle klinkt de een wat pril en speelt
de ander wat stijfjes, maar de ploeg is in evenwicht.
La vera costanza is opera over gebaande paden, maar het is wel een heuse opera, compleet met
handgeschilderde, doch effectieve toneelmachinerieën. Niet minder essentieel is de
kleinschaligheid, de intimiteit, het gevoel onthaald te worden in iets dat, al ziet het er uit als een
tuin, veel weg heeft van Esterházy's hoftheater.
Maar er gebeurt meer in de tuinen van 't Gooi. Een openluchtconcert, georganiseerd door de Bussumse
Tindalstichting, profiteerde zondagmiddag van aanzienlijk gunstiger weersomstandigheden.
Stichtingsvoorzitter, en tevens gastheer, is contrabassist Hans Roelofsen. In de monumentale
Tindalvilla organiseert hij benevens een jaarlijkse opera-opvoering in de amfitheater-vormige
tuin een serie openbare huisconcerten, waarin eminente musici als Anner Bijlsma, Ronaid Brautigam
en Isabelle van Keulen optreden. Ook hier draait het om "intimiteit" en om de oorspronkelijke betekenis
van het woord "kamermuziek".
Het openluchtconcert daarentegen bleek vooral een ongedwongen (veel kinderen) en gevarieerd
evenement, met tegen de buitenlucht opgewassen bijdragen van een koperkwartet, een marimbakwartet, en
een jazzband, merendeels afkomstig uit de gelederen van het Nederlands Philharmonisch Orkest. Een fraai
sluitstuk vormde Gershwins Rhapsody in blue, met als solist de componist zelf in de
gedaante van een door hem in 1925 ingespeelde pianolarol. Gershwin, aangedreven door pianolist Jan
Bouman, was in een prettig ruige stemming. De merels was het om het even. Ze zongen lustig mee.
© Frits van der Waa 2006