de Volkskrant van 2 juli 1990, Kunst, recensie
Arnold Schönberg heeft het weer knap moeilijk in Theater Carré
Holland Festival. Schönberg-programma door bet Radio Filharmonisch Orkest, Groot Omroepkoor en
solisten o.l.v. Edo de Waart. Carré, Amsterdam.
Alsof Carré zijn oorspronkelijke functie een circustheater niet wenste prijs te
geven klonk er zaterdag onder Schönbergs koorwerk Friede auf Erden een dreigend paukachtig
geroffel mee. De airconditioning.
Op het niveau van de temperatuur (hoog) of van de uitvoering (laag) had dat echter geen invloed. Het
Groot Omroepkoor onder Robin Gritton benaderde Schönberg met de nuances en de intonatie van een
grasmaaier, en het oor met de elegantie van een boksbeugel.
Koor en luchtverversing gingen af, het Radio Filharmonisch Orkest en Edo de Waart kwamen op, en toen
werd het menens met het derde en laatste componistenportret in het Holland Festival 1990.
De vier composities op het programma vormden een tamelijk representatief uittreksel uit het oeuvre
van Schönberg, dat al even kaleidoscopisch is als elk van zijn werken afzonderlijk. Van de vroege
Schönberg, die ondanks zijn "ultra-chromatische" verkenningen wel degelijk te herkennen valt als
romantisch componist, klonk naast Friede auf Erden het omvangrijke symfonisch gedicht
Pelléas und Mélisande uit 1903. Uit de middenperiode van de "vrije atonaliteit"
was Die glückliche Hand gekozen, een Drama mit Musik uit 1910-13, loodzwaar van
symboliek, maar zuinig en spookachtig van orkestklank.
De late Schönberg, volleerd handwerksman in de door hemzelf ontworpen twaalftoonstecbniek, was
vertegenwoordigd met het felle, ondubbelzinnige orkestwerk-met-declamatie A survivor from Warsaw
(1947).
Dat de manschappen zich met hart en ziel op de zware klus stortten was te verwachten. Sinds De Waart
vorig jaar aantrad als chefdirigent en als artistiek leider van de NOB draait het Radio
Filharmonisch lekkerder dan ooit. Maar of Kapitein Edo zijn fraaie fregat trouw zal blijven is
inmiddels de vraag.
Het gerucht gaat dat er kapers op de kust zijn. De Opera van San Francisco zou een oogje hebben op
De Waart. Als de nu 49-jarige dirigent die mooie post in dezelfde stad waar hij acht jaar lang
het symfonie-orkest heeft aangevoerd zou betrekken moet hij ongetwijfeld een van zijn twee
huidige betrekkingen laten schieten. Dan wordt het Minneapolis versus Hilversum.
Overigens: een topdirigent aan het werk zetten in een ruimte die niet gebouwd is als concertzaal,
dat is niet de beste manier om hem bij je te houden. Een vreemde keus van het Holland Festival. Dit
Schönberg-programma was in het Concertgebouw aanmerkelijk beter tot zijn recht gekomen dan in
Carré, waar de weelde van Pelléas al gauw zwaar op je nek gaat zitten, en waar de
ijle, binnenstebuiten gekeerde expressie van Die glückliche Hand in een soort platgedrukt
bas-relief komt te staan de lusteloze voordracht van bariton Huub Claessens nog buiten
beschouwing gelaten.
Dat Carré bij het Holland Festival hoort staat buiten kijf. Voor operaproducties als
Reconstructie en Naima, voor experimentele muziek en vernieuwend theater is het de
aangewezen locatie, evengoed als voor Toon Hermans of musicals van Andrew Lloyd Webber. Misschien heeft
het Festival, dat in de afgelopen jaren minder moeite heeft gehad met top-kunst dan met het bereiken
van een feeststemming, gemeend dat een slotavond in Carré als vanzelf de allure van weleer zou
garanderen.
Het Schönberg-programma verhield zich even moeizaam tot Carré als de vorige week
jammerlijk gesneefde combinatie van Schönbergs Erwartung en Zemlinsky's Florentinische
Tragödie.
© Frits van der Waa 2006