de Volkskrant van 8 september 1990, Kunst, recensie
Jong talent uit Italië domineert compositieconcours Gaudeamus
AMSTERDAM - Te eisen dat er elk jaar een Stockhausen of een Ferneyhough boven komt drijven zou
onredelijk zijn, maar vooralsnog oogt het Gaudeamus Concours voor Jonge Componisten niet erg
veelbelovend. In de loop van twee avonden deden elf notenexercities de Leuter Index menigmaal tot
nieuwe hoogten stijgen.
En dat terwijl aan deze jaarlijkse competitie voor componisten van onder de dertig een nieuw
prijskaartje hangt. Het bedrag van 4000 gulden, dat de auteur van het winnende muziekstuk voorheen ten
deel viel, is opgetrokken tot tien mille. Ook de titel van de prijs is volumineuzer geworden, en luidt
nu: Gaudeamus Foundation Louis Vuitton Prize. Dit alles dank zij het mecenaat van een Franse
lederwarenfabrikant.
Het ziet er naar uit dat dit "leergeld" Italië als eindbestemming zal hebben. Al jaren wordt
Gaudeamus bestormd door de goedgeschoolde en hoogst productieve jonge componisten uit dat land (het
leverde dit jaar maar liefst een kwart, 70 van de 293, inzendingen). Voor het eerst is de meerderheid
echter absoluut. Zeven van de twaalf geselecteerde composities komen uit Italië.
Een van de vier juryleden was de Nederlandse componist Huub Kerstens. "We hadden echt geen idee dat
er zoveel Italianen bij zaten", zegt hij. "De beoordeling is anoniem. Naderhand hoorden we de namen, en
kregen zo'n gevoel van: dus toch." Aan de geselecteerde partituren was, volgens Kerstens, de
Italiaanse signatuur niet af te lezen: "Dat typische gefladder is een beetje voorbij, het gaat over
noten."
Hoewel de vijf tot nog toe gespeelde Italiaanse stukken (enkele fladders ten spijt) opvallend divers
van aard zijn hebben ze één ding gemeen: een naar verhouding hoge kwaliteit, die de
Italiaanse hegemonie bevestigt.
Let wel: naar verhouding. Want de concurrentie was minimaal. De Spanjaard Jesus Rueda kwam nog het
aardigst voor de dag met zijn Estancias voor zes slagwerkers, een stuk van dertien-in-een-dozijn,
dat niettemin met goed uitgevoerde aanloopjes een parcours van klankkleuren aflegt. De zes overspannen
Piano-etudes, eveneens van Rueda, ontbrak het echter aan evenwicht en inhoud, en dat was zeker
niet de schuld van de eminente pianist, John Snijders. Een strijkkwartet van Cesar Camarero, ook uit
Spanje, viel op door zijn lelijke klankgeving en door de kluts die het halverwege kwijtraakte dit in
tegenstelling tot een al even lelijke, maar zeer consequente altvioolsolo van de Italiaan Mario
Pettenati.
De Argentijnse celliste Silvia Fómina soleerde in haar eigen Opfernacht voor cello
en piano, een hommage aan de "vernietigde generatie van jonge Argentijnse intellectuelen". Die intentie
is zowat het enige aspect van het werk dat geen twijfel verdient.
De Duitse componist Claus-Steffen Mahnkopf, pleitbezorger van de Nieuwe Complexiteit, doet voor
spek-en-bonen mee, met een orkestwerk dat wel is geselecteerd, maar wegens problemen niet wordt
uitgevoerd. Fluitist Jos Zwaanenburg troostte de componist, maar niet het publiek, met een uitvoering
van diens Succolarity. Hors concours, evenals de Gordiaanse knoop die Richard Barrett, de
prijswinnaar van vorig jaar, neerlegde met zijn dubbelstoks-cellosolo Dark Ages, geschreven voor
Frances-Marie Uitti.
Geen kwaad woord over Massimo Priori's vriendelijke zetting van een Tibetaanse sutra, of van
Paolo Aralla's trio Déjà, met zijn overzichtelijke evolutie. Maar de serieuze
kanshebbers lijken het pianokwartet Camera Obscura van Pietro Borradori en het ensemblestuk
Raku van Luca Cori. Goed doortimmerde, zij het ietwat eclectische werken die boeien door hun
concertante opzet en hun scherpe articulatie, niet omfloerst door gefladder, kwarttonen of andere
moeilijkdoenerij.
© Frits van der Waa 2006