de Volkskrant van 24 september 1990, Kunst, recensie
Draak van een verhaal op een schat aan muziek
Vliegende start van operareeks met Ponchielli's La Gioconda
La Gioconda, opera van Amilcare Ponchielli, door het Radio Symfonie Orkest, Groot Omroepkoor,
jongenskoor van de St. Bavo en solisten o.l.v. Henry Lewis. Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4:
vanavond, 19.00 uur.
Stel: je vriend laat je zitten voor zijn vorige geliefde. Maar die dame heeft je moeder uit de
problemen gered. En ze heeft een stikjaloerse man. Je voorvoelt narigheid. en verstopt je in de
huiskamer van het echtpaar om de stand van zaken te peilen. Wat neem je dan mee? Welnu, dat spreekt toch
vanzelf: een fles met slaapdrank. Komt altijd van pas als er iemand gif moet innemen. Kun je de flessen
gauw even omruilen.
Van dit soort absurditeiten wemelt het in de opera La Gioconda. Maar spannend is het verhaal
wel. De eerste akte eindigt met een carnavalsstoet, de tweede met een brandend schip en een sprong in
het water, de derde met een arrestatie, en de vierde met een zelfmoord. Dallas is er niets bij.
Arrigo Boito, beter bekend als de librettist van Verdi's Otello en Falstaff, heeft het
hele geval in elkaar gezet (met een toneelstuk van Victor Hugo naast zich op de schrijftafel). Het jaar
was 1876. De muziek werd geschreven door Amilcare Ponchielli, die zich daarmee een welverdiend
tweederangsplaatsje in de Galerij der Groten verwierf.
Toch zal de concertante uitvoering van La Gioconda, waarmee de VARA zaterdag haar serie
opera-matinee's opende, voor menigeen een eerste kennismaking met de componist Ponchielli hebben
opgeleverd. De opera zijn enige blijvende succes mag tussen 1887 en 1938 in Nederland
vele malen zijn opgevoerd, daarna heeft de concertbezoeker slechts kunnen ruiken aan losse aria's en
natuurlijk aan de Urendans. Dit betoverende stukje balletmuziek, dat temidden van de dramatische
explosies in La Gioconda als een luchthartig instrumentaal stuk siervuurwerk langs komt schieten,
is onsterfelijk (én belachelijk) gemaakt door Walt Disney, die het verwerkte in zijn klassieke
muziektekenfilm Fantasia. Arme Ponchielli. Voor altoos zal het eerste beeld dat zijn naam
oproept er een zijn van dansende nijlpaarden en struisvogels in spagaat.
Het beeld daarachter, dat zaterdag in de loop van vier uur opera oprees was evenwel volkomen anders.
Men vergewisse zich daarvan aan de hand van de radio-uitzending vanavond. Zeker, er zit hier een draak
van een verhaal bovenop een schat aan muziek, en dat er hier en daar een drakekeutel tussen de juwelen
beland is mag niet verwonderen. Maar dat neemt niet weg dat je bij La Gioconda van de ene
verrassing in de andere rolt.
De opera is aan de buitenkant al aantrekkelijk, doordat intiem en massaal, het emotionele en het
pittoreske elkaar even gedurig afwisselen als de zes voornaamste solistische partijen. Veel
verrassender is echter de persoonlijke toets van Ponchielli's muziek. Behalve de smeuïge
melodieën en het prachtlievend orkestgeschetter dat je van een tijdgenoot van Verdi verwacht,
springen een milde, terughoudende orkestratie en een vaak "kamermuzikale" atmosfeer in het oor. Kwieke
voorslagfiguurtjes in het lichte deel van de maat (de off-beat) en een acrobatische ritmiek in
de begeleiding van de recitatieven hebben een heel aparte, stuwende werking.
Er zijn ook zwakke momenten. Ponchielli is zo handig en veelzijdig dat hij soms zijn eigen identiteit
dreigt prijs te geven. Hoogdravende hartstocht heeft bij Ponchielli een element van opgelegd pandoer,
en sommige nummers lijken geschreven te zijn met de hitlijsten in gedachten. Leentjebuur, hergebruiker,
uitvinder, tovenaar, Ponchielli vertoont zich in vele gedaanten, maar ze zijn alle even sympathiek.
De operakoorts, die de uitvoering van zaterdag in het Concertgebouw teweeg bracht, moet vooral op
het conto van de Roemeense sopraan Maria Slatinaru (La Gioconda) en de Italiaanse tenor Bruno Beccaria
(vriend Enzo) worden geschreven. De VARA, door afzeggingen geplaagd, heeft beiden in een laat stadium
te hulp geroepen. Van die "noodgreep" was echter niets te merken. Slatinaru's optreden was schitterend.
Haar stem hoor je overal boven uit, maar heeft toch een groot mengend vermogen.
Beccaria moet maar eens een opera lang zijn handen in zijn zakken houden. Nog voor hij een noot
gezongen had spreidde hij de armen breed uit. Dit merkwaardig baltsgedrag, dat hij gedurende de hele
uitvoering volhield, bood een nogal bespottelijk visueel tegenwicht aan zijn overigens krachtige en
oorstrelende prestaties.
De Amerikaanse bariton Frederick Burchinal gaf de schurk Barnaba welsprekend, maar in een ietwat
eenzijdig timbre, gestalte. Zijn landgenote Dian Curry (Laura) was sterk aanwezig met een donker
mezzo-geluid, en de sinistere natuur van echtgenoot-inquisiteur Alvide kwam, geschraagd door de trombones,
goed tot zijn recht bij bas Oddbjørn Tennfjord ook al een vervanger.
De VARA-Matinee-subreeks met concertante opera's, waarin vanaf januari nog Tsjaikovsky's Pique
Dame, Wagners Walküre en Siegfried, Donizetti's Lucrezia Borgia, en
Prokofjevs Oorlog en vrede zullen worden uitgevoerd, heeft met deze La Gioconda in elk
geval een vliegende start gekregen. Onder handen van dirigent Henry Lewis, wiens formidabele zwiep meer
dan eens leidde tot luidruchtig contact met zijn lessenaar en eenmaal zelfs tot stokverlies, werd het
een uitvoering waarin niet alle puntjes op de i stonden, maat die wel uitmuntte door kracht en
bevlogenheid.
© Frits van der Waa 2006