Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 5 november 1990, Kunst, recensie

Schrijnende schoonheid naast flauwekul

AMSTERDAM - Met het zetten van enige handtekeningen en het aanbieden van een "microtonale" taart ter grootte van een tafelblad is zaterdag de samenwerking tussen de Stichting Huygens-Fokker en Muziekcentrum De IJsbreker beklonken.

De klanken van een zoemoezofoon, een surrogaat-kithara, een Yamaha DX7II en nog enkele orthodoxere instrumenten, bespeeld door de New Yorkse Newband, luidden diezelfde avond een Microtonaal Mini-festival in, het eerste resultaat van de krachtenbundeling.

De Stichting Huygens-Fokker, in 1960 opgericht als de Stichting Nauwluisterendheid, heeft ruim een kwart eeuw lang vanuit het Haarlemse de verdiensten van het 31-toonssysteem bepleit. Sinds enkele jaren echter heeft ze de horizon verbreed, en stelt zich nu ten doel zich te ontwikkelen tot een Internationaal Centrum voor Microtonale Muziek. De samenwerking met De IJsbreker, waar voortaan elke maand een microtonaal concert zal plaatsvinden, is een eerste stap. De IJsbreker, op zijn beurt, streeft naar de oprichting van een "Internationaal Huis voor de Nieuwe Muziek". Het muziekcentrum is in de tien jaar van zijn bestaan uitgegroeid tot het middelpunt van een heel conglomeraat van nieuwe muziek-stichtingen en -ensembles. De daaruit voortkomende huisvestingsproblemen heeft de IJsbreker overigens ten dele aan zichzelf te wijten. De Stichting Huygens-Fokker is door de IJsbreker zelf in huis gehaald, hetgeen doet vermoeden dat het muziekcentrum bewust zijn problemen, en daarmee de druk op de politiek, wil vergroten.

Toch ligt deze krachtenbundeling voor de hand. De interesse voor microtonale muziek – muziek die zich bedient van andere, verfijndere toonschalen dan de gangbare (die met twaalf toetsen per octaaf) – is immers vooral in deze eeuw op gang gekomen. Onderzoekers uit eerdere eeuwen zijn voornamelijk in theoretische verkenningen blijven steken.

Om hun minuscule, streng afgemeten toonstapjes te realiseren hebben nagenoeg alle microtonale componisten ook nieuwe instrumenten uitgevonden. Een noodzaak, maar tegelijk een kwaad, want het belemmerde de verbreiding van hun werk. Het 31-toonsorgel van professor Adriaan Fokker, opgesteld in het Haarlemse Teylers Museum, is zo'n instrument.

Hoewel de Huygens-Fokker-Stichting doende is een nieuw computer-achtig instrument te ontwikkelen, waarop alle denkbare microtoonsystemen geprogrammeerd kunnen worden, zal ze Fokkers instrument, waarop nog elke maand een concert gegeven wordt, geenszins uit het oog verliezen.

In Amerika ontwikkelde Harry Partch een omvangrijke collectie dikwijls exotisch aandoende microtoonsinstrumenten. Zijn leerling Dean Drummond, aanvoerder van de in 1977 opgerichte Newband, heeft daarop voortgebouwd, onder andere met zijn zoemoezofoon, een liggend buizenspel met 31 tonen per octaaf (maar net even anders gestemd dan het Fokker-orgel), en met zijn stroke rods, een rij aan een rek gelaste buizen die met de vingers aangewreven worden en doordringende, haast elektronische fluittonen voortbrengen. Daarnaast bedient de Newband, die zich niet fixeert op één enkel microtonaal systeem, zich van de flexibele synthesizer, de fluit en de cello.

Met dat al liet dit concert zich niet zonder knarsetanden beluisteren. Dat lag niet aan de microtonen. Het lag ook niet aan de rare instrumenten, en evenmin aan de zes voortreffelijke muzikanten. Het lag aan de overwegend armzalige muziek. Two Studies on Ancient Greek Scales van Harry Partch, slechts vier minuten lang, was het enige stuk dat tegelijk overtuigde en de verdiensten van microtonen demonstreerde.

Dean Drummond zelf is als componist niet ongetalenteerd, getuige zijn flitsende percussie-performance, Different Drums lor Different Strokes. Maar het stuk gaat veeleer over ritme en timbre dan over het gehanteerde 43-tonig systeem.

James Pugliese springt in zijn zwijmelige new-age-muziek ten minste nog doordacht om met de microtonie en haar soms super-oorstrelende intervallen. De overige drie microtoondichters hebben er werkelijk geen snars van begrepen. In het slotstuk, Archipelago van Elizabeth Brown, opgebouwd uit sullige cellomelodietjes met microtonale glissando-kwispels op de achtergrond, bereikte de flauwekul een absoluut dieptepunt.

En toch is microtonale muziek geen onzin. Het twintigtal luisteraars dat zondagochtend bijeen was in het Teylers Museum heeft zich daarvan kunnen vergewissen. Het orgel klinkt van geen kanten en Wim Dalm is geen flamboyante speler, maar in de meer dan dertig jaar oude stukjes van Henk Badings en Alan Ridout worden menigmaal merkwaardige werelden ontsloten.

En Sweelincks Chromatische Fantasie kreeg een schrijnende schoonheid, dankzij de ongelijke intervallen van de oude – en authentieke – middentoonstemming. Want ook die zit in het 31-toonstelsel verborgen.


© Frits van der Waa 2006