Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 12 januari 1991, Kunst, recensie

Behoedzame start van omvangrijk project Koninklijk Conservatorium

Kagel volgens de filosofie van de gulle hand

DEN HAAG - "Kagel is een man die achter elk onderwerp dat hem interesseert een vraagteken zet. Al kun je dat ook omdraaien: hij interesseert zich voor die onderwerpen omdat ze vragen bij hem oproepen. En ondanks zijn eindeloze tirades en diepzinnige beschouwingen laat hij toch liefst het antwoord aan de luisteraar."

De spreker is Frans van Rossum, de besprokene de 59-jarige Duits-Argentijnse componist Mauricio Kagel, aan wie het Koninklijk Conservatorium in Den Haag de komende maand een omvangrijk project wijdt. De taak het festijn te openen is toegevallen aan Kagelkenner Van Rossum, aangezien Kagelkenner De Ruiter, tevens directeur van het Conservatorium, in Parijs een volgend componistenproject (Boulez? Xenakis?) voorbereidt.

Het concert-annex-lezing is een bescheiden evenement en de opkomst is nog bescheidener. Een behoedzame start van een programma dat meer dan een maand gaat duren, elf dichtbedrukte pagina's van de hiertoe samengestelde Kagelbijbel beslaat, 55 verschillende composities tot klinken zal brengen, en gedurende de laatste drie weken zal worden opgeluisterd door de aanwezigheid van de componist zelf. De overladenheid van het programma verraadt de signatuur van De Ruiter. Het is de filosofie van de gulle hand, die ook het Kagel-retrospectief kenmerkte dat hij in 1985 als Holland Festival-directeur organiseerde, en die vooral een van zijn andere geesteskinderen, het jaarlijkse Festival Oude Muziek Utrecht, tot een groot succes heeft gemaakt.

Een beetje muziekliefhebber zal de komende maand dan ook niet om Kagel heen kunnen. Het Concertgebouw, De IJsbreker, De Rode Hoed en Paradiso in Amsterdam, het Gemeentemuseum, de Philipsiaal en het Korzo Theater in Den Haag, De Unie in Rotterdam, het Utrechtse Muziekcentrum, de radio en de televisie (VARA en VPRO), overal Kagel, Kagel, Kagel – uitgevoerd door het Schönberg Ensemble, het Residentie Orkest, Reinbert de Leeuw, Vera Beths en vele anderen. Onder de genodigden uit het buitenland bevinden zich illustere Kagel-vertolkers als cellist Siegfried Palm en organist Gerd Zacher.

Het is duidelijk dat het conservatorium zijn educatieve taak breed opvat. Toch speelt het leeuwedeel van het programma zich binnen het gebouw zelf af. Naast concerten vermeldt de agenda analyselessen, openbare repetities, cursussen, lezingen, en zelfs twee 'spreekuren'.

Bij zo'n term ziet men in gedachten hoe de componist vibrato-gezwellen bepleistert, een gebroken akkoord in het gips zet, of enkele dagen rust voorschrijft. En zo absurd is dat niet eens, want Kagels oeuvre wemelt van dergelijke associaties en dwarsverbindingen. Het is dan ook geen wonder dat hij bij zijn muzikale activiteiten allerlei andere disciplines (film, theater, radio) inlijft. Kagels werk speelt zich altijd af op kruispunten: tussen heden en verleden, tussen vraag en antwoord, en dikwijls ook tussen ernst en humor.

Inleider Van Rossum ziet in Kagels encyclopedische en omnivore belangstelling, en in zijn 'veel-willen' parallellen met Arnold Schönberg. Net als Schönberg is Kagel gepreoccupeerd met zijn muzikale voorgangers, in het bijzonder Bach, Beethoven en Brahms, en is hij gespitst op het bekijken van het inwendige van een idee en doet daarbij geen concessie aan de luisteraar.

"Kagel voert een levendige discussie met het verleden zonder een noot historiserende muziek te schrijven", vindt Van Rossum. "Zijn werken zijn sleutels om achter de enigma's van onze civilisatie te komen. En dat dat onmogelijk is, is een van de paradoxen die in grote kunst besloten liggen."

Kagels Derde Strijkkwartet uit 1987, dat vervolgens door het Mondriaan Kwartet wordt uitgevoerd, is daarvan een treffende illustratie. Zoals veel van Kagels recente werk is het 'absolute' muziek, ontbloot van theatrale, humoristische en andere buitenmuzikale gedachten. Tegelijkertijd is het muziek-over-muziek, een samenvattend commentaar op het strijkkwartet. Maar bovenal leidt de Kageliaanse vervreemding tot een enigma, een raadsel. Het werk heeft vier delen, maar het is ondoenlijk een ervan te typeren, want de muziek blijft zich steeds metamorfoseren en glipt als zand door je vingers. Elk deel begint met een schijnbaar helder, onschuldig gegeven, een wrakkig walsje, of een akkoorden zagende cello – zij het dat daar scherp geplaatste vioolnoten dwars overheen gedrapeerd zijn – dat vervolgens verdwijnt, oplost zonder een spoor na te laten.

Het lijkt alsof Kagel maar wat achter zijn eigen ongebreidelde fantasie aanholt. Toch is dat niet zo. Daarvoor is de sfeertekening, een soort mottige, quasi-tonale schemer, te consequent. Daarvoor zijn de details, ook de losse rafels, te goed van timing en de overgangen tussen de vele segmenten te vloeiend – of soms juist niet. Kagels strijkkwartet – nog te beluisteren op 27 januari in Paradiso – zit, of liever, beweegt zich op een grenslijn, trefzeker de volgende schrede zettend, en tegelijk vol weemoed om wat voorbij is. En de evenwichtskunst waarmee het Mondriaan Kwartet die lijn volgt is al even raadselachtig als het traject zelf.


© Frits van der Waa 2006