de Volkskrant van 4 februari 1991, Kunst, recensie
Dirigent Sängerknaben maakt het te lastig
Oostenrijkse zangertjes blijven onder de maat
Wiener Sängerknaben o.l.v. Georg Stangelberger: Mozart, Brahms, Bernstein e.a. Doelen, Rotterdam. Tournee tot 13 februari.
De aanblik van vierentwintig jongetjes met tulbandjes en bordpapieren kromzwaardjes is
ontegenzeggelijk hartveroverend. De geënsceneerde uitvoering van Mozarts Die Gans des Kalifen
was dan ook het hoogtepunt van het optreden van de Wiener Sängerknaben, zaterdag in de Rotterdamse
Doelen. Weliswaar was er aan het kwartiertje opera geen touw vast te knopen, en was nauwelijks een woord
te verstaan, maar dat hinderde allerminst.
Het was natuurlijk aardiger geweest als producent Henk van der Meijden, wiens Stardust Productions
het koor voor tien concerten naar Nederland heeft gehaald, in het programmablad een korte samenvatting
van de opera had geboden. In plaats daarvan kreeg men nu twee pagina's voorgeschoteld vol kletskoek
over "een 500 jaar eeuwig jeugdige legende", over "zuiverheid en puurheid" en "lyrische schoonheid en
ontroering".
Zo'n vaart liep het niet. Aanvankelijk leidde het optreden van de Oostenrijkse
zangertjes tot bespiegelingen over de dreiging van verkoudheidsepidemieën en over het probleem hoe
je het niveau van een knapenkoor moet handhaven nu de baard in de keel tegenwoordig op steeds prillere
leeftijd zijn intrede lijkt te doen. Die overwegingen maakten na enige tijd plaats voor fascinatie,
teweeggebracht door de onverzettelijke eendracht waarmee het koor zich teweer stelde tegen het
holderdebolder-pianospel van dirigent Georg Stangelberger. Consequent een fractie achter de tel
blijven; een kwarttoon onder de piano, feilloos geïntoneerd; zonderlinge, maar strak volgehouden
klankspectra: menig modern componist zou er zijn vingers bij aflikken.
Dat Stangelberger er niet in geslaagd is zijn koor de beginselen van het op-toon-blijven bij te
brengen roept twijfels op over zijn bekwaamheden als koorvormer. Bovendien zet hij zijn zangertjes
menigmaal te moeilijk repertoire voor, met soms zelfs een te grote toon-omvang, zoals Mozarts Inter
natos mulierum, waarin de altpartij tot onafzienbare, hese diepten afdaalt. Waar de gezangen goed
toegesneden zijn op kinderstemmen, zoals in Brahms' Jungbrunnen, of in een kort deel uit de Mis
van Leonard Bernstein, een Santus volgens het programma, blijkt dat het koor
wel degelijk enige souplesse en homogeniteit in huis heeft.
Over Die Gans des Kalifen deelt het programma mee dat Mozart het operaatje schreef toen hij
"ongeveer net zo jong was als de Wiener Sängerknaben". Nep. Mozart heeft weliswaar aan een
ganzen-opera, L'oca del Cairo, gewerkt, maar hij was toen al 27, en hij heeft het stuk niet
voltooid. In augustus vorig jaar al husselde Kameropera Transparant uit deze en andere fragmenten een
niet minder onbegrijpelijke voorstelling bijeen. Ook bij de Sängerknaben is Mozarts pluimvee
gelardeerd met uit
andere KV-nummers opgewoelde truffels.
Behalve door een stevig neergezet potje lagere-school acteren, inclusief het afsteken van een rotje,
is dit onderdeel aardig omdat verscheidene zangertjes solistisch optreden. En dan blijkt er één
jongen bij te zitten, die, figuurlijk althans, met kop en schouders boven de anderen uitsteekt. Een
paar minuten lang is er een muzikant, een echte zanger aan het werk, die je zelfs die klerk achter de
piano doet vergeten.
© Frits van der Waa 2006