de Volkskrant van 22 februari 1991, Kunst, recensie
Chailly knalt Mozarts bal moeiteloos in de touwen
Escher, Mozart en Schumann, door het Koninklijk Concertgebouworkest en Viktor Liberman o.l.v.
Riccardo Chailly. Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 22 en 24 februari. Radio 4: 27
februari, 20.00 uur.
Rudolf Escher schreef zijn indrukwekkende Musique pour l'esprit en deuil tijdens de
bezettingsjaren. Het stuk laat zich zonder moeite als een muzikale metafoor beluisteren. Na een
optimistisch begin leidt een dreigende marsmuziek tot een grote climax, waarna de sfeer van het begin
weerkeert, zij het niet als overwinnaar, maar als een overlevende die uit zijn schuilkelder te
voorschijn kruipt. Dat is dus weer heel actueel.
Niettemin is de strekking van het stuk, dat dezer dagen bij het Concertgebouworkest op de lessenaars
staat, allereerst een muzikale. Titel, verhaal en achtergrond geven slechts een extra dimensie aan het
werk. Hoewel Escher, die in 1980 overleed, dikwijls inspiratie putte uit buiten-muzikale bronnen, was
het streven naar muziek met een eigen, innerlijke logica voor hem de hoofdzaak.
Zijn idioom was behoudend noch "avantgardistisch", en al verraadt zijn grote aandacht voor coloriet
en vloeiende melodiek dat hij meer affiniteit had met de Franse dan met de Duitse traditie, toch is
zijn werk nergens tweedehands, laat staan gedateerd. Escher bleef nooit aan de oppervlakte, hij zocht
altijd de diepte. Zijn muziek heeft mede daardoor een tijdloze kwaliteit en zeggingskracht.
Riccardo Chailly, die Escher samen met Wagenaar en Diepenbrock tot zijn favorieten onder de
Nederlandse componisten heeft uitverkoren, weet bij sommige muziek beter raad met de buiten- dan met de
binnenkant. Het was dus afwachten of hij de vele lijnen en lijnenbundels die in Eschers interieur om
elkaar zweven, elkaar omstrengelen en zo een beweeglijk, mild-dissonant harmonisch raamwerk vormen,
helder zou weten uit te lichten.
Dat lukte wonderwel, al viel de balans tussen kleurcontrast en -versmelting hier en daar wat nevelig
uit, en al ontplooide het orkest in de grandioze geluidsbaaierd waarin de marsmuziek zich ten slotte
ontlaadt een volume dat haast te groot leek voor de Grote Zaal. Maar verder realiseerde Chailly een
even rijk als transparant klankbeeld, terwijl hij de sfeer van terneergedrukte spanning, die meteen al
in de eerste maten wordt aangegeven door de overgang van een diepe harptoon naar een haast onhoorbaar
zacht en laag gerommel, van begin tot eind vasthield.
Musique pour l'esprit en deuil is al sinds de première in 1947 een van de weinige
hedendaagse Nederlandse stukken die, zoals dat heet, repertoire hebben gehouden. Deze uitvoering laat
niet alleen opnieuw horen dat dat volkomen terecht is, maar ook dat het stuk meer verdient. Zoals
uitvoeringen in het buitenland of een nieuwe cd-registratie: de Donemus-plaat uit 1964 is al sinds
mensenheugenis uitverkocht.
Ook de uitvoering van de Tweede Symfonie van Robert Schumann was alleszins de moeite waard.
In een betrekkelijk kwiek tempo legde Chailly welsprekend de geledingen in de partituur bloot. En ook
de buitenkant glom als een spiegeltje. Bij het middengerecht, Mozarts Vioolconcert KV 219, was
dat helaas niet het geval. Solist Viktor Liberman klonk een beetje beslagen, en al speelde het orkest
wel mooi strak, veel fut had het niet. Alleen de allegro-moot in het slotdeel werkte aanstekelijk.
Maar die bal heeft Mozart dan ook voor open doel gelegd. Chailly knalde hem moeiteloos in de touwen.
© Frits van der Waa 2006