de Volkskrant van 8 maart 1991, Kunst, recensie
Bloepend of funky geluid uit de Borstlap-machines
Klankmachines van Dick Borstlap. Tot en met 12 maart in het Stedelijk Museum, Amsterdam. Rijksmuseum
Kröller-Müller, Otterlo, 16/3 t/m 1/4.
Is een vioolbouwer een kunstenaar? Hij maakt geen muziek. Hij maakt geen "kunstobjecten". Toch is
elke goede viool een kunstwerk. Het wezenlijke van dat kunstwerk is de klank van het instrument zelf.
Dat de materiële neerslag daarvan, het apparaat, een zelfstandige schoonheid heeft is mooi
meegenomen, en tegelijkertijd niet meer dan logisch. Dat is de esthetiek van de tot de essentie
teruggebrachte constructie.
Zo is het ook met de drie Klankmachines van Dick Borstlap. Om te zien zijn het prachtige apparaten,
maar daar gaat het niet om. Evenmin gaat het om de composities, die de apparaten, bestuurd per computer,
ten gehore brengen. Wat Borstlap hier toont is een idee, een klankideaal, gebaseerd op een strikt
principe: magnetisme.
Het klinkend materiaal van de Klankmachines is derhalve ijzer, rigide
maar toch elastisch. De Snarenmachine is een plank met pianosnaren. De Verenmachine bestaat uit een
achttal staande springveren, en de Spiralenmachine uit drie staande spiralen. De trillingen die
elektromagneten in het metaal teweegbrengen worden opgepikt door elementjes en over een viertal
luidsprekers verdeeld. Alle drie brengen ze uitzonderlijke klankspectra voort, van
elektronisch-klinkende bloep-geluiden, tot funk-bas-achtige knallen, met soms een lang
doorklinkende flageolettoon er achteraan.
De Machines zijn niet monumentaal van omvang. En om het ijzer te zien bewegen moet je goed kijken.
Op een beeldscherm is de structuur van de muziek te volgen. Dat is een aardig extraatje. Maar de
hoofdzaak is het samenvallen van vorm en functie, het blootleggen van het punt waar de uiterlijke
materie en akoestische eigenschappen elkaar snijden. Dat is iets om lang over na te denken. Daarom is
Borstlaps keus om zijn machines niet in een concertruimte, maar in een museum te laten spelen
een juiste.
© Frits van der Waa 2006