de Volkskrant van 6 mei 1991, Kunst, recensie
Elegant pianoconcert
van Jan van Vlijmen
VARA-Matinee: Van Vlijmen, door het Radio Symfonie Orkest en Theo Bruins o.l.v. Kenneth Montgomery, en
Stockhausen, door het ASKO Ensemble, Groot Omroepkoor en Angela Tunstall, o.l.v. Herbert Schernus.
Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: vanavond, 19.30 uur.
Jan van Vlijmens Pianoconcert, dat hij drie maanden geleden voltooide, heeft iets te maken met
Momente van Karlheinz Stockhausen uit 1962-69. Daarom werden de twee stukken in de zaterdagse
VARA-Matinee gecombineerd tot een ietwat overladen programma (met alleen Momente, ruim anderhalf
uur lang, was de middag al flink gevuld geweest).
De liefhebber van moderne muziek weet dat hij nooit mag terugdeinzen voor het nieuwe en wat naar
traditie zweemt met enig wantrouwen moet benaderen. Toch was dit tweetal stukken goed voor een stevig
dilemma.
Want Van Vlijmens Pianoconcert is geschreven in een soepel gehanteerd twaalftoonsidioom en
ondubbelzinnig klassicistisch van opzet. Conventioneel? Een beetje ja, maar dat doet niets af aan de
muzikale rijkdom, de elegantie, de beknoptheid en de geraffineerde instrumentatie van het werk. Of aan
het scherp gedoseerde tweerichtings-verkeer tussen de solist (Theo Bruins) en het orkest.
Stockhausens Momente (nog niet eerder uitgevoerd in Nederland) daarentegen is ook nu
nog een baanbrekend werk, dat het verleden ver achter zich laat. Variabele vorm; verkenning van
verbindingen tussen toon, ruis, spraak en zang; een ongewone bezetting (sopraan, koor, 2 Hammond-orgels,
8 koperblazers, en veel slagwerk).
Los van de technische en theoretische implicaties bevat het stuk fascinerende toverkunsten, met zijn
stapelingen en mengsels van timbre en samenklank: voorafschaduwingen van het idioom dat Stockhausen
hanteert in zijn grote opera-cyclus Licht, waaraan hij sinds 1977 werkt.
Helaas kondigt zich in Momente ook al datgene aan wat Licht zo ongenietbaar maakt. Zo
gauw Stockhausen de abstractie verlaat om iets met niet-instrumentaal gedacht stemgebruik, teksten, of
erger, met "theater" te doen, doet een onuitsprekelijke ranzigheid zijn intrede.
Voorbeeld. In het begin van het werk staat sopraan Angela Tunstall op een vrijwel leeg podium. Er
klinkt bovenaardse muziek. Dan roept ze: Kommt herein! De protagoniste roept haar begeleiders
naar voren: een bruikbaar idee. Maar Stockhausen zet het prompt te dik aan. Voor de koorzangers en
koperblazers in murmelende wanorde de podiumtrappen af mogen dalen moet Tunstall het nog een keer
roepen. En dan nóg eens, nu op de toon van een drenzend kind. Idee kapot, magie kapot. Er is
heel wat voor nodig om zo'n barst te lijmen.
Het niveau van de uitvoering ondertussen was boven alle twijfel verheven. Vooral de volledige inzet
en het uithoudingsvermogen van Tunstall was fabelachtig. Maar aangezien tussen Stockhausens
expressiemiddelen juist de gekunstelde hysterie en platte flauwiteiten telkens weer opduiken blijft
Momente een mengeling van meesterwerk en monstruositeit, die zich niet zonder gevoelens van
irritatie laat beluisteren.
En toch: zonder Momente zou Van Vlijmen een ander Pianoconcert gecomponeerd hebben, al
was het verband tussen de twee stukken op het oor onnaspeurbaar. Dus dat is zuiver winst. Maar het
dilemma blijft: wat is in muziek het belangrijkste, struikelen tijdens een Grote Sprong Voorwaarts, of
overeind blijven bij het verzoenen van heden en verleden?
© Frits van der Waa 2006