de Volkskrant van 10 juni 1991, Kunst, recensie
Fraai, intiem portret van Berio door Arturo Tamayo
Langzaam aaneengeregen, rimpelende liederen van troost
Holland Festival: Berio-programma door het Residentie Orkest, het Aurelia Saxofoon Kwartet, het
Kamerkoor Nieuwe Muziek en Luisa Castellani, o.l.v. Arturo Tamayo. Concertgebouw, Amsterdam.
Het is verboden tijdens de voorstelling te fotograferen, meldde het programmaboekje. Jammer, want de
aanblik van vier zangeressen met toegeknepen neuzen laat zich slecht in woorden vangen.
Toch was het allerminst een grappig concert, zaterdag in het Concertgebouw. Eerder intiem en sfeervol.
Een beetje te intiem, want op het programma, vier composities van Luciano Berio, waaronder twee
Nederlandse premières, waren onbegrijpelijk weinig mensen afgekomen.
Waarom niet weer een volle zaal, zoals afgelopen dinsdag, bij de uitvoering van Berio's opera Un
re in ascolto? Dit concert was minstens even prachtig, niet alleen door de muziek, maar ook door de
opbouw van het programma.
Aan het begin en het eind stonden twee in memoriam-composities: Calmo werd in 1974
gecomponeerd naar aanleiding van de dood van Berio's collega en vriend Bruno Maderna, en vijftien jaar
later gereviseerd en uitgebreid. Requies (1983/86) is een muzikaal gedenkschrift aan de in 1983
overleden zangeres Cathy Berberian, met wie Berio vijftien jaar getrouwd is geweest.
Daartussenin stonden twee veel extravertere werken, het dit jaar voltooide Canticum Novissimi
Testamenti, en Cries of London uit 1973-76, beiden uitgevoerd door een vocaal dubbelkwartet,
dat opereerde onder de vlag van het Kamerkoor Nieuwe Muziek, maar geheel bestond uit zangers van het
Nederlands Kamerkoor.
Beide stukken zijn licht verteerbaar, tierig en niet zonder ironie. Waar Canticum Novissimi
Testamenti over gaat werd bij gebrek aan een tekstblaadje niet recht duidelijk, maar dat deed niets
af aan het luisterplezier dat het stuk, vol toespelingen op Middeleeuwse motetten,
Renaissance-madrigalen en Italiaanse volksmuziek, teweeg bracht.
Niet minder oorstrelend was het aandeel van de vier klarinettisten uit het Residentie Orkest en het
Aurelia Saxofoon Kwartet, die met hun gevoileerde rietgeluid, doorspekt met speelse interpuncties en
capriolen, de zangers van een schitterende, harmonieuze ondergrond voorzagen. Ook in de onbegeleid
gezongen Cries of London leverde het Kamerkoor uitmuntend vocaal vakwerk, al had wat losser en
brutaler gekund.
In alle vier composities viel weer eens op hoezeer Berio harmonisch raffinement weet te verstrengelen
met een weergaloze instrumentatiekunst. Zoals de individuele instrumenten en stemmen volledig opgaan in
de samenklank, zo vloeien ook de akkoorden dikwijls onmerkbaar in elkaar over, en ondertussen bloeien
daar toch steeds weer lijnen uit op, die, hoewel ze verstoppertje met elkaar blijven spelen, zich
aaneenrijgen tot rimpelende, beweeglijke melodieën. Dat dat alles uiterst afgewogen en nauwkeurig
op zijn plaats viel was voor een belangrijk deel te danken aan de soepele, secure leiding van Arturo
Tamayo.
In Calmo echter heeft Berio de hoofdmelodie in de mond van een zangeres, oorspronkelijk die
van Berberian, gelegd. Luisa Castellani, met rinkelbelletjes aan polsen en enkels, zong het stuk, dat
uit vier strofen met subtiele karakterverschillen bestaat, ingetogen, en in perfecte samenklank met het
ensemble.
Hoewel Berio's beide requiem-composities rust uitstralen, zijn ze geen ogenblik pessimistisch van
toon. Veeleer zijn het getuigenissen van geloof in de troost die muziek kan biedent. In combinatie met
de levenslust van de twee andere composities leverde dat een fraai portret van Berio op, niet alleen
als componist, maar ook als persoon.
© Frits van der Waa 2006