Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 14 juni 1991, pagina 3

Mijn geluiden staan allemaal op elkaars rug


Dertig jaar geleden maakte Jan Boerman zijn laatste compositie voor 'gewoon' orkest. Sindsdien raakte hij steeds meer gefascineerd door elektronische muziek, waarvan hij het steriele en mechanische karakter door eindeloze verfijningen trachtte te overwinnen. Stukken als Compositie 1979 bewijzen dat Boerman in grootse stijl is geslaagd: geen starre klanken, maar inwendige beweging en resonantie. In het Holland Festival keert hij nu weer tijdelijk terug naar akoestische instrumenten: aan Muziek voor slagwerk en orkest komt geen draadje elektronika te pas. Gesprek over het voordeel van de schaarknip, de armoe van samplers, en het ideaal van de Gulden Snede: 'Als je het ongeluk hebt dat je een geluid precies in je hoofd hebt, dan kun je het wel vergeten.'

Tk.

(Wat nou?)

Tk.

(Een nieuwe plaat! Nu al een kras, aan het begin nog wel.)

Tsk.

(Wacht eens, er zit geluid in die tik. Het hóórt zo.)

Tssk. Tsjsk. Tsjwak.

Uit de tik breekt zich een akkoord door de stilte, en plotseling schiet alles aan splinters, spiegelen zich in de elektronische klankscherven glimpjes van muzikale vergezichten af, die geleidelijk tot rust kamen in een milde, idyllische kwintklank. Dubbelspoor door een zojuist geschapen wereld.

Het is nog maar drie jaar geleden dat dit stuk, Jan Boermans Compositie 1979, op de plaat verscheen. Mijn exemplaar is intussen bijna niet meer om aan te horen, er zitten nu te veel echte tikken en krassen op.

Boerman is een van mijn titanen in muziek, maar hij lijkt het niet te merken. Hij vertelt over zijn nieuwe stuk, Muziek voor slagwerk en orkest, omzichtig, schuchter haast, zich excuserend: 'Ik vind het heel moeilijk om erover te praten, ik zit nog midden in de noten. Ik heb het idee dat het pas af is als het gespeeld is, en zelfs dan wil je misschien nog een hoop dingen veranderen.'

Hoe zonderling ook, de Nestor van de Nederlandse elektronische muziek (67) verkeert met dit stuk in de positie van een aankomend componist. Hij heeft wel eerder voor orkest geschrevYen, maar dat is lang geleden, en het meeste is nooit uitgevoerd. Muziek voor slagwerk en orkest is zijn eerste orkestwerk sinds 1961. En er komt geen draadje elektronika aan te pas.

'Het is niet zo'n zwaar stuk', vindt hij. 'Ik had eerst een sinfonia concertante willen maken, maar ik wist eigenlijk wel dat dat niet zou lukken en dat ik het ook niet zou willen. Het is geen concerterend stuk geworden, eerder een stuk voor orkest met een belangrijk aandeel voor de drie slagwerkers, dat soms even de vorm van echte solo's aanneemt. Het is wel steeds - en dat is dus de invloed van de elektronika - heel erg vanuit het koloriet gedacht."

Het Residentie Orkest speelt Muziek voor slagwerk en orkest op 21 juni in Amsterdam, en de dag daarna in Den Haag, als onderdeel van een Holland Festival-programma met Nederlandse premières. Maar dat is niet het enige, want ook Rudi van Dantzigs ballet Monument voor een gestorven jongen (uit 1965, met elektronische muziek van Boerman) wordt volgende maand, 5 juli, opnieuw uitgevoerd. Bovendien is het op 28 juni op Nederland 3 te zien.

Boerman heeft een jaar aan zijn nieuwe compositie gewerkt, zij het niet ononderbroken. Tegelijkertijd werkte hij aan een groot (nog naamloos) elektronisch stuk, dat enige tijd geleden in de Fabriek in Eindhoven te horen is geweest: 'Daar was ik mentaal al heel lang mee bezig: een stuk voor vier luidsprekers, dat ergens in een ruimte klinken moet, waar de mensen gewoon kunnen binnenlopen. Het stuk zelf loopt ook rond, er is geen echt begin of eind. Eigenlijk zijn er alleen bewegende klanken en structuren. Er zit geen enkel tempo in, er zitten niet-herkenbare ritmes in. Alles wat op instrumentale muziek lijkt is als het ware weggedrongen.

'Maar dat breekt je dan toch een beetje op, en het leek me heel goed om de voeten weer op de aarde terug te brengen, om weer te werken met dingen die mogelijk zijn en niet mogelijk zijn, die aan het menselijk lichaam en het instrument zijn gebonden. En dat is dit stuk geworden.'

Het was in 1959 dat Boerman zich begon te verdiepen in de wereld van het elektronisch geluid. Het is een wereld die in principe onbegrensd, maar ook steriel is. Het publiek gaat niet graag zo maar naar een stel luidsprekers zitten luisteren. Ook voor ervaren luisteraars is in menige elektronische compositie kop noch staart te ontdekken. Of de klanken zijn dor en mechanisch. En wanneer het wel lekker en begrijpelijk is gaat het vaak om iets dat pseudo-orkestmuziek is.

Boerman: 'Ik heb altijd gedacht dat de elektronika een soort tussenstadium was om tot een ander instrumentarium te komen, elektronisch of half-elektronisch, maar niet zoals het nu gebeurt. Alles wat er nu met, laten we zeggen, synthesizers gedaan wordt, is eigenlijk een soort nabootsing van het instrumentale. Met een eigen kleurtje eraan, maar allemaal op het spelen geënt. Ik vind het vaak heel knap, maar er wordt nergens op het eigen karakter van de elektronische klank ingegaan.'

Boerman doet dat wel. Het fascinerende aan zijn werk is dat hij de problemen - met uitzondering van de speaker-kwestie - de baas is geworden, dank zij eindeloos experimenteren, zoeken en ploeteren. Hij was op zoek naar een manier om de klankkleur componeerbaar te maken, en die heeft hij gevonden. Zijn geluiden zijn niet star, maar vol inwendige bewegingen en resonanties. Het oeverloze continuum van klanken heeft hij beteugeld: de toonhoogte is gevangen in het netwerk van twaalf halve tonen per octaaf - wat niet wil zeggen dat er tussen de mazen van dat net geen ruimte is voor ruisklanken en glissandi. En de tijdsduur heeft hij gestructureerd met behulp van de gulden-snede-proportie, een irrationele (in reële getallen slechts bij benadering uit te drukken) verhouding, die met name in de beeldende kunst al eeuwenlang toegepast wordt. Een lijn of een tijdsduur wordt zodanig in tweeën gedeeld dat het kleinste deel zich tot het grootste verhoudt als het grootste tot het geheel. Dat klinkt nogal geconstrueerd, maar het is een heel organische proportie, die beantwoordt aan ons gevoel voor evenwicht. Vraag iemand een lijn in twee ongelijke parten te delen, en de kans is groot dat het resultaat ergens in de buurt van de gulden snede ligt.

Bij Boerman kunnen de twee aldus ontstane tijdsduren opnieuw op dezelfde manier in tweeë gedeeld worden, enzovoort. Het resultaat is een ritmisch, niet aan een regelmatige puls onderworpen netwerk, waarin elke 'cel' op talloze niveaus, maar nimmer in dezelfde afmeting, terugkeert.

Boerman: 'Dat wil niet zeggen dat er op al die snedepunten ook geluiden komen. Maar ik houd het dan toch in bedwang als het ware. Eigenlijk dwing je jezelf in zo'n keurslijf om binnen bepaalde grenzen optimale vrijheid te hebben.'

De gulden-snede-proportie laat zich nog wel uitdrukken in centimeters tape, maar botst met maatstreep en vast tempo. Zijn orkeststuk heeft Boerman dan ook 'spontaan' gecomponeerd: 'In de grote vorm zitten wel gulden-snede-verhoudingen, maar niet zo vreselijk streng.'

Gezellen

We zijn in de studio van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar Boerman elektronische muziek en piano doceerde en waar hij ook de meeste van zijn stukken heeft gemaakt. Ook na zijn pensionering treedt hij nog op als gastdocent. Een meester tussen zijn gezellen: 'Het is een soort atelier', vindt Boerman.

tk tk tk tk tk tk tk tk tk tk

In deze tik zit geen akkoord verstopt.

Boerman wijst op een zwart kastje, ingebouwd tussen allerlei andere apparaten, oscillatoren, filters, sequencers, versterkers: 'Dit is eigenlijk een galmapparaat, waar alle mogelijke functies op zitten. I ben nu aan het kijken wat zo'n ding doet door er het meest eenvoudige signaal, een simpele puls op te zetten. Hij zet een regelaar open, en er klinkt - op elke tk - een reutelend synthesizer-achtig motiefje, op de hielen gezeten door een stelletje echo's. Hij draait aan een knop, waardoor het motiefje de hoogte in vliegt.

'Je kunt er ook heel andere geluiden doorheen sturen, en dan hangt het af van de stemming ... Ik zal een willekeurige band opzetten.'

Tinkelende slierten spelen door de ruimte. Nog een schuif open. 'Nu gaat alles de kleur aannemen van die tonen.' Achter de tinkeltjes verschijnen galmsluiers. Het is alsof het geluid onder een gekleurd vergrootglas gelegd is. Boerman draait weer aan de knop, en het vergrootglas gaat op en neer, langs het klankspectrum, zodat de kleuren verschieten.

'Dit zijn natuurlijk enorme klankwolken', zegt Boerman, 'en dat wordt dan nog eens extra aangedikt. Je kunt er ook iets eenvoudigers op zetten, een slagklank of zo. Dat is meestal interessanter en ook beter componeerbaar.'

Hoe maak je een geluid, is mijn vraag.

'Als je het ongeluk hebt dat je een geluid precies in je hoofd hebt, dan kun je het wel vergeten. Tenzij het heel dicht bij een instrumentaal geluid ligt. Vaak gaat het zo dat je naar iets op zoek bent en dat, in het begin, doordat apparatuur kapot ging of door puur toeval, iets ontstaat waarvan je denkt: Jee, dat is geweldig. Dat bewaar je dan, tot je hem kunt toepassen. Maar wat nu het meest voorkomt is dat er al iets is, dingen waarvan ik soms niet eens meer weet hoe ik ze gemaakt heb. Die ga ik dan weer verder bewerken, je kunt het vertragen, versnellen, filteren. Die geluiden staan allemaal op elkaars rug, en dat is eigenlijk altijd zo geweest.'

De andere kant van het verhaal: Hoe maak je een stuk?

'Waar ik mee begin is dat ik de duur van het stuk al weet, de tijd die ik wil overbruggen. En dan weet ik ook de grove indeling: de dynamiek, of een stuk keihard begint, of juist zacht, hoe het eindigt en waar bepaalde knooppunten zitten. Waarom ik zulke keuzes maak, daar zou ik geen stom woord over kunnen zeggen.'

Hij laat werkpartituren zien: roosters vol sliertjes, boogjes, en bijgeschreven getallen, waaruit een buitenstaander niet meer dan een globale karakteristiek kan aflezen. Monnikenwerk, een bijna eindeloze differentiatie. Elk geluid is apart gemaakt.

Kan het met de moderne apparatuur, samplers bijvoorbeeld, niet veel efficienter?

'Het gekke met samplers is: als je een geluid met een duidelijke toon op een klavier zet en je speelt het na elkaar, dan is dat ontzettend ordinair. Niet om aan te horen. Dat komt doordat steeds die hele zaak verschuift, alle boventonen schuiven op dezelfde manier naar de volgende toets toe. Dat zou ik met een band nooit doen. Er zijn wel apparaten gekomen, zoals dat galmapparaat, waarmee je dingen kunt doen die vroeger heel moeilijk tot stand kwamen. Maar dat gaat dan ook weer altijd op dezelfde manier, en dat maakt het toch een beetje fragenswürdig. Je gaat echt het apparaat horen. Vroeger, door al die gekke bewerkingen en dingen die mislukten, was het eigenlijk veel leuker. Het stuk voor De Fabriek heb ik weer helemaal op die oude technieken gemaakt, met knippen en zo. Als je precies weet wat je wilt gaat dat veel sneller.'

Euromast

De schaarknip, de bruuske montage, kenmerkend principe in elektronische muziek, ontbreekt niet in Boermans muziek. Maar even vaak word je overrompeld door vloeiende, aquarel-achtige klankweefsels in gewassen tiniten, of door metaal-achtig resonerende geluidssintels, onoplosbare raadsels voor wie met ontleedkundige oren poogt te luisteren.

Boerman wijst op een diagonale rij blokjes in zijn partituur: 'Dat was bij het Maassproject. Ik had twee speakers ver weg over de Parkhaven staan, vier speakers hoog inde Euromast en vier speakers laag. Het is steeds hetzelfde geluid. Het begon in de Euromast en dan schoot het over het water terug, dan liep het vlak boven je hoofd rond, zo, dan naar beneden en weer naar boven, ver weg. Dan is weer de vraag: wat is nu een geluid? Je hoort iets dat even aankomt, zjooeee, dat wordt gewoon een grote beweging, één ding.'

Het Maasproject uit 1987 - de uitvoering werd helaas gesmoord in slagregens - was in samenwerking met de architect Jan Hoogstad gecomponeerd voor banden, Fairlight-synthesizer en koperblazers. Boerman heeft zich sinds 1980 meer en meer beziggehouden met het bespelen van de ruimte, en met combinaties van elektronika en live gespeelde muziek. Het begon met Vocalise (1976), ging verder met drie stukken voor percussie en tape, en culmineerde in Die Vögel (1987) voor koor, koperblazers en tape.

'Eigenlijk kan het niet', vindt hij zelf. 'Puur live instrumentale muziek met banden, dat mislukt - voor mij - altijd op een of andere manier. Het zijn twee totaal verschillende manieren van geluidsvoortbrenging, en dat ga ik steeds erger horen. Vandaar ook dat ik in Muziek voor slagwerk en orkest geen elektronika heb gebruikt. Als ik weer een gecombineerd stuk maak zal ik de dingen uit elkaar gooien. Ik zal, bijna, aan de orde stellen dat het niet kan.'

Op het dubbele probleem van de luidspreker en zijn eigenschappen komt Boerman steeds terug. Hoe componeer je ervoor, en wat is een zinvolle vorm voor een luidsprekerconcert?

'Zoals ik het in De Fabriek heb gedaan was het helemaal goed', vindt hij. 'Je hoort het om je heen, je kunt doen wat je wilt, zitten, lopen, als je maar geen herrie maakt. Het is veel vrijblijvender, maar ook veel vrijer.' Hij koestert nu plannen voor een nieuw koorstuk met - toch - een live bespeelde sampler, en is bezig om zijn Fabrieks-stuk om te werken tot een bandcompositie die komend najaar op een concert in Frascati te horen zal zijn.

'Het wordt een stuk waarbij de ruimte, voor- en achtergrond, een belangrijke rol moet spelen: gewoon dingen die gebeuren, zonder dat je het publiek aan de hand meeneemt. De bedoeling is om de zaal als het ware aan te sturen met die geluiden. Als het ideaal zou zijn zou je de vorm van de ruimte moeten horen. Ik wil de luisteraars eigenlijk toch - en dat is een beetje tegenstrijdig - ergens toe dwingen, en dat is dat ze luisteren. Luisteren, door zich open te stellen voor een dramatiek van klankkleuren. Maar het moet niet een verhaal worden. Het kan me niets schelen als dat er in komt, maar dan is het ondanks mezelf.

'Ik denk dat mensen die alleen naar melodie en harmonie luisteren zo'n stuk heel vervelend vinden. Het is ook minder muziek, muziek op een lager niveau, Zoals een slak een lager dier is dan een paard. Het pakt de geluidswereld als het ware aan op een ander punt, dichter bij het brute geluid.'

De repetities voor Muziek voor slagwerk en orkest staan voor de deur. Boerman is benieuwd en bezorgd: 'Ik houd mijn hart vast. Ik heb al die tijd niet meer voor orkest gecomponeerd.Je verliest toch de routine in het schrijven, het wordt iets houteriger. Misschien is het daardoor juist wel leuk, ik weet het niet. Ik weet het echt niet.'

Tk tk splutter plop tk. Die krassen zijn echt niet meer te verdragen. Donemus gebeld: is de plaat van Jan Boerman nog te krijgen? Ja hoor, er zijn er genoeg. Zeven gulden vijftig kost hij. Maar wie koopt er nog grammofoonplaten?

Als er ook maar een componist reden tot klagen heeft gehad over een ongelukkig beleid bij Donemus, het promotie-instituut voor Nederlandse muziek, dan is het wel Jan Boerman.

Twee Boerman-platen heeft Donemus uitgebracht. De eerste verscheen in 1977 en liep uitstekend. Maar toen hij op was, was hij op. Het was de tijd dat geen componist belangrijker mocht zijn dan een andere, dus werd elke plaat uitgebracht in dezelfde, beperkte oplage. De tweede plaat, die tien jaar later werd uitgebracht, was Donemus' allerlaatste lp-release. Het cd-tijdperk was al volop begonnen. Maar ja, het was lang te voren zo gepland, en de abonnees hadden immers ingetekend op een grammofoonplaten-serie.

Hemzelf zul je er niet over horen. Want als er ook maar een componist is wiens grootheid in het niet valt bij zijn bescheidenheid, dan is het wel Jan Boerman.

Muziek voor slagwerk en orkest van Jan Boerman door het Residentie Orkest, o.l.v. Hans Vonk. Vrijdag 21 juni, Beurs van Berlage, Amsterdam (Holland Festival) zaterdag 22 in Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Het ballet Monument voor een gestorven jongen op muziek van Jan Boerman is 28 juni te zien op Nederland 3, en 5 juli in het Muziektheater, Amsterdam.


© Frits van der Waa 2006