de Volkskrant van 20 juni 1991, Kunst, recensie
Hinderlijke dirigent bij Kiri te Kanawa
Mozart en Strauss, door het Radio Filharmonisch Orkest en Kiri te Kanawa o.l.v. Walter Weller. Concertgebouw, Amsterdam.
De narigheid van beroemd zijn is dat veel mensen niet naar je optredens komen om wat je doet, maar
om wat je bent. Zo kon het gebeuren dat stersopraan Kiri Te Kanawa tijdens haar vertolking van Strauss'
Vier letzte Lieder na elk lied onderbroken werd door een applausje toegegeven, van een
minderheid. De echte ovatie kwam na afloop van het concert, dat inderdaad een concert was, en geen
recital met succesnummertjes.
Het was zelfs een mooi samengesteld programma, met achtereenvolgens de Linzer symfonie en een
drietal aria's (eventjes een zweem van recital) van Mozart, gevolgd door het symfonisch gedicht Tod
und Verkläring en de Vier letzte Lieder van Richard Strauss. Een programma, kortom,
waarin niet zozeer vocale schittering, als wel de afwisseling en de fusie tussen soliste en orkest op
de voorgrond stond.
Aan het programma lag het niet, noch aan Dame Kiri de Nieuwzeelandse prima donna is negen
jaar geleden geridderd door de Engelse koningin , evenmin aan het Radio Filharmonisch Orkest, en
zelfs niet aan de klappende luisteraars, maar van die fusie kwam weinig terecht.
Een keten is niet sterker dan de zwakste schakel, en dat bleek dirigent Walter Weller te zijn. Weller
is iemand met een imponerende biografie, veel goede bedoelingen, weinig inzicht in Strauss en Mozart,
en een uitgesproken onbeholpen dirigeertechniek. Wellers Mozart-interpretaties zaten van buiten aardig
in de vernis, maar vertoonden onder de oppervlakte haarscheurtjes en oneffenheden. Strauss' Tod und
Verklärung bewoog zich tussen vaag en ruig, met weinig daartussen. En in de letzte Lieder,
brokkelig en vol ongelijke inzetten, kwam Weller hooguit tot zinspelingen op de broze, onthechte
atmosfeer, die dit stuk, zijn omvangrijke orkestaandeel ten spijt, mee hoort te delen.
Tegenover zoiets sta je machteloos, hoe veel mineraalwater, boeketten en officiële limousines er
ook voor je klaarstaan, en hoe prachtig je ook kunt zingen.
Het pleit voor Te Kanawa dat ze zich, zo te horen, niet van de wijs liet brengen, maar vasthield aan
haar eigen visie op Strauss, ingetogen, expressief, en zonder zich te forceren. Haar stem heeft, vooral
in het lage register een timbre dat opvallend goed mengt met het orkest. Normaal gesproken is dat een
voordeel. Wellers klankdosering, dikwijls net een streepje te veel, deed dat echter in een nadeel
verkeren. Slechts af en toe, zoals in het derde lied, Beim Schlafengehen, kreeg Te Kanawa genoeg
armslag om haar vloeiende, zwaartekrachtloze lijnen zonder dat orkestblok aan het been uit te zingen.
Laat er overigens geen misverstand over bestaan dat Te Kanawa met haar warm en intens stemgeluid
moeiteloos het Concertgebouw tot in de uiterste hoeken kan vullen. Dat had ze al laten horen in de drie
Mozart-aria's, beeldschoon en intelligent voorgedragen, zij het naar mijn smaak met iets te veel
hoogfrequent vibrato in de topnoten. Dat haar vocale perfectie eerder plichtmatig dan spiritueel
aandeed, was onder deze omstandigheden volkomen begrijpelijk.
Wie wil horen of de radio-opname rooskleuriger is uitgevallen dan het concert zelf zal geduld moeten
oefenen, want die zendt de AVRO pas op Eerste Kerstdag uit.
© Frits van der Waa 2006