de Volkskrant van 28 juni 1991, Kunst, recensie
Prachtige kerkmuziek uit Venetië
Holland Festival. Gabrieli, Willaert, Stravinsky, Nono, door het Radio Filharmonisch Orkest, Nederlands Kamerkoor, Hein Meens en Henk Smit, o.l.v. Lucas Vis.
Omdat een doorsnee mens over twee oren beschikt, is de ervaring van de ruimte in de meeste muziek
een wezenlijk bestanddeel. Alleen bij uitvoeringen door solisten of heel kleine bezettingen is er een
soort van punt-luisteren mogelijk. Dat verklaart meteen waarom dat de enige muziek is waarbij een
luidsprekerweergave nagenoeg overeenkomt met het origineel.
Toch doen de meeste componisten het met dat punt-luisteren, of althans met een benadering daarvan.
Alle musici op een kluitje: dat is nu eenmaal het handigst, zowel voor de spelers als voor de
luisteraars. De meeste concertruimtes zijn ook daarop ingericht. De keerzijde is dat muziekstukken met
ongewone opstellingen betrekkelijk weinig worden uitgevoerd. Alleen daarom al was het Venetiaanse
programma dat het Holland Festival woensdag in het Concertgebouw had neergezet een evenement.
Venetië was de stad waar componisten als Adriaan Willaert en Giovanni Gabrieli in de zestiende
eeuw de "meerkorige" stijl beoefenden. Venetië was de stad waar Igor Stravinsky twintig jaar
geleden, volgens zijn laatste wens, begraven werd. Venetië was de stad waar het leven van Luigi
Nono in 1924 begon en vorig jaar eindigde.
Maar de samenhang in het programma was meer dan geografisch. In zijn No hay caminos, hay que
caminar ... Andrej Tarkovskij uit 1987 verdeelt Nono zijn orkest in niet minder dan zeven
instrumentgroepen over de ruimte. Stravinsky's Canticum sacrum ad honorem Sancti Marci nominis
uit 1955 is weliswaar geen "meerkorig" werk, maar de titel en de bezetting verwijzen naar de muziek van
Gabrieli, en de vorm weerspiegelt de architectuur van de San Marco.
Canticum is een weerbarstig stuk muziek, waarin kaal en kwetsbaar alterneren met
twaalftoontechniek en canonische verknooptheid. Een hoekige wereld, vol wringende samenklanken en dwars
erondergeprikte baspartijen. Lucas Vis hield het stuk goed in zijn greep, maar niettemin werd menigmaal
voelbaar dat het voor Hein Meens, Henk Smit, en het Nederlands Kamerkoor lastig intoneren was, en hoe
moeilijk het is om de door de componist in het lage register opeengeperste klanken van bassen, fagotten
en trombones puntig en transparant te realiseren.
Nono's No hay caminos stelt de waarnemer voor een merkwaardig raadsel. Het is, op de keper
beschouwd, een onbevredigend stuk. Het bestaat uitsluitend uit uitgemergelde, uiterst gedempte
klankmoleculen, heel veel pauzes, en af en toe een enorme, maar korte en tot niets leidende uitbarsting.
En ook de zin van de opstelling in zeven groepen was dubieus. De bongoslagen die tussen de vier
uiterste hoeken van het balkon heen en weer ketsten waren spannend, maar wat al die andere muzikanten
daar bovenin de zaal deden had, akoestisch gesproken, weinig effect. En toch bleek het en dat
kwam niet uitsluitend door de ijzeren concentratie van dirigent en musici in staat de zaal
vijfentwintig minuten lang een gespannen stilte af te dwingen.
De meest gedenkwaardige en bijzondere belevenis bij dit concert leverden echter de dubbelkorige
koorstukken van Gabrieli en Willaert die het Nederlands Kamerkoor, in een simpele stereo-opstelling
vanaf de twee zijbalkons de zaal in projecteerde. Het is opvallend hoe goed de Grote Zaal zich leent
voor deze schitterende kerkmuziek, gecomponeerd in een tijd dat muzikale spanningen zich afspeelden in
gestileerde meerstemmige bewegingen binnen een raamwerk waarin de zuivere drieklank soeverein was. Dat
de uitvoering, hoe fraai ook, nog wat vloeiender en leniger gekund had, speelde nauwelijks een rol.
Fijn dat er een Holland Festival is om zo'n concert tot stand te brengen.
© Frits van der Waa 2006