de Volkskrant van 16 september 1991, Kunst, recensie
Eerbetoon aan
Dutilleux
mooi initiatief
Ode aan Henri Dutilleux: programma I door het Gelders Orkest en Deszö Rànki o.l.v. Roberto
Benzi. Musis Sacrum, Arnhem.
Noem eens drie hedendaagse Franse componisten?
"Messiaen! Boulez!...Eh ... "
In roem vrijwel geheel overschaduwd door zijn oudere en zijn jongere collega, is Henri Dutilleux
toch goed voor een derde plaats. Hij is de auteur van een bescheiden, want perfectionistisch oeuvre,
waaruit niettemin enige werken een vaste, maar wederom bescheiden plaats in het orkest repertoire hebben
gekregen.
Erg opwindend heb ik zijn muziek nooit gevonden, en uit het vraaggesprek dat het Gelders Orkest in
zijn programmaboek heeft opgenomen komt de inmiddels 75-jarige ook zelf vooral naar voren als een
gereserveerde, conscientieuze persoonlijkheid. Typisch iemand die zich niet gauw op de voorgrond zal
dringen en daardoor minder aandacht krijgt dan hij verdient.
Met dat al smaakte de uitvoering die het Gelders Orkest vrijdag gaf van Dutilleux' Eerste Symfonie
uit 1951 naar meer. En er komt meer, want het was de inzet van een vijfdelige Ode aan Henri Dutilleux.
Een opmerkelijk initiatief, temeer daar het Gelders Orkest voor deze concertreeks een samenwerking is
aangegaan met het Noordhollands Philharmonisch Orkest. Al zijn Arnhem en Haarlem, geografisch beschouwd,
gescheiden door een aanzienlijke afstand, de artistieke overtuiging van de twee gezelschappen ligt
dicht bij elkaar. Beide orkesten, het NPO het meest nadrukkelijk, profileren zich met een programmering
waarin niet uitsluitend het middle-of-the-road-repertoire de maatstaf is.
In de Ode aan Dutilleux worden bij elkaar tien van zijn werken waaronder een nieuwe
compositie uitgevoerd, telkens geflankeerd door muziek van voorgangers als Ravel, Roussel en
Bartók. Het Gelders en het Noordhollands nemen elk precies de helft van het project voor hun
rekening; bij het derde programma, met onder andere Dutilleux' Tweede Symfonie 'Le Double' voor
kamer-en symfonie-orkest, zitten ze samen op het podium. Dat de concertreeks zowel in Haarlem als in
Arnhem wordt uitgevoerd spreekt vanzelf.
In het Tweede pianoconcert van Béla Bartók stelden het orkest en chef-dirigent
Roberto Benzi zich aanvankelijk een beetje krenterig op tegenover de door Deszö Rànki
krachtdadig neergezette solopartij, maar dat werd allengs beter, zozeer zelfs dat het slotdeel wat
hals-over-kop aan zijn einde kwam.
Ook zonder deze goedgeprogrammeerde combinatie was het duidelijk geweest dat de Dutilleux van de
Eerste Symfonie schatplichtig is aan Bartók (zijn latere taal is flexibeler en moderner,
mede door het absorberen van seriële elementen). Het is typisch het werk van een zeer getalenteerd,
maar nog enigszins onervaren componist. Er spreekt een sterk gevoel voor constructie uit, met
intervalconfiguraties die door het hele werk heen terugkeren. De inrichting is eigenzinnig, met een
passacaglia als openingsdeel, een Scherzo op de tweede plaats, en een intermezzo
en een nogal topzware Finale (met een opvallende Messiaen-achtige opening). De klankkleuren zijn
scherp gedoseerd en de motoriek, waarbij verschillend georkestreerde ritmes als het ware in elkaar
grijpen, is meeslepend. Daartegenover staat een koele en gecultiveerde perpetuum mobile-beweging
die de opwinding remt, en tegelijkertijd niet de indruk kan wegnemen dat de componist neigt naar van de
hak-op-de-tak-springen. Maar de soms wankelmoedige samenhang in de strijkerssectie ten spijt wist Benzi
zijn geloof in Dutilleux' muziek duidelijk over te dragen.
© Frits van der Waa 2006