de Volkskrant van 2 oktober 1991, Kunst, recensie
Interface blikt over drempel 21ste eeuw
Denkers, doeners en flexibele computers
Werken van Koenig, Risset, Truax, Ames en Weiland, m.m.v. Agnes Benoist en Jos Zwaanenburg. Koninklijk
Conservatorium, Den Haag.
Boulez, Emmer en Waisvisz, door o.a. Het Pianoduo. Frascati, Amsterdam.
Sinds ene Pythagoras tweeëneenhalfduizend jaar geleden snaarlengtes begon te meten houden
muziektheorie en muziekpraktijk er een eigenaardige LAT-relatie op na. Nog steeds huizen er in elke
componist een cijferaar en een luisteraar.
Zonder elkaar kunnen ze niet, maar ze hebben het lang niet altijd gemakkelijk samen, zo bleek
zaterdag tijdens het symposium dat het blad Interface ter gelegenheid van zijn twintigjarig
bestaan had georganiseerd in het Haagse Conservatorium. Muzikale creativiteit op de drempel van de
21ste eeuw was het thema van de bijeenkomst. Vijf sprekers waagden een blik over die drempel. Ze
zagen een toekomst waarin de computer een hoofdrol gaat spelen. Niet verwonderlijk: de makers en lezers
van Interface dragen, onderlinge verschillen ten spijt, een aanzienlijke
cijferaar-component in zich.
Interface is gewijd aan de ontwikkelingen op het grensgebied tussen muziek (vooral
hedendaagse), diverse takken van wetenschap en (computer)technologie. Het verschijnt vier maal per jaar
in een oplaag van ruwweg vierhonderd exemplaren die vrijwel alle hun weg vinden naar instituten en
bibliotheken. Over de hele wereld.
Ook bij de in Den Haag verzamelde denkers en onderzoekers was onderscheid tussen theoretici en
pragmatici te bespeuren. Componisten als Gottfried Michael Koenig (Nederland) en Charles Ames (USA)
stellen abstracte compositietheorieën voorop, terwijl Barry Truax (Canada) en Jean-Claude Risset
(Frankrijk) veel meer rekening houden met de (meetbare) luisterervaring. Ook in de kring van
exact-wetenschappelijke componisten is men zich er van bewust dat het extreme rationalisme dat zich in
de jaren vijftig in het compositiedenken nestelde een aantal belangrijke dingen onder tafel heeft doen
verdwijnen. Onder andere de psycho-akoestische factor, om het zo maar te noemen.
Het jubileum-concert waarmee het symposium werd besloten maakte genadeloos hoorbaar wat de denkers
in de praktijk waard waren, en dat het niet gaat om cijferen of luisteren alleen, maar om het samengaan
van beide. Risset voegde daar bovendien nog het "doen" aan toe door zelf zijn Huit esquisses en duo
pour un pianiste uit te voeren. Het is een heel bijzonder stuk, want de pianist speelt samen met de
computer op één (akoestische) piano. Op zichzelf is dat al een frappant spektakel
(bijvoorbeeld wanneer het indrukken van één toets complete arpeggio's uit het instrument doet schieten),
maar de verdienste van het stuk gaat daar ver boven uit. Niet alleen klinkt het aandeel van de computer
even muzikantesk en flexibel als dat van Risset zelf, maar bovendien is elk van de acht schetsen
subtiel van klank en uiterst knap van constructie temeer daar de componist moest zorgen dat de
twee "spelers" elkaar niet in de weg zitten.
Ook de aartstheoreticus Gottfried Michael Koenig heeft de luisteraar in zich niet verloochend,
getuige zijn per computer gecomponeerde pianostuk Segmente 1-7, een reeks boeiende miniaturen
met wonderlijk uitwaaierende figuren en intrigerende bespiegelingen over kleine tooncelletjes. Pianiste
Agnès Benoist wist de toch ietwat mechanische gestiek een elegante vastberadenheid te verlenen.
Protocol, een pianowerk van Charles Ames uit 1981, is daarentegen door en door dor. Volgens
de toelichting echter van "historische betekenis", want het is de eerste compositie die tot stand is
gekomen met behulp van artificiële intelligentie-technieken. Bij Barry Truax en Frits Weiland
heeft de luisteraar de constructivist vrijwel volledig verdrongen. Het resultaat is in beide gevallen
een soort oersoep van klank, met bedenkelijke new age-neigingen.
Een vrijwel diametrale tegenstelling met dit Interface-concert biedt de vijfdelige
concertserie Rumori, die zondag in Frascati zijn eerste aflevering beleefde. Waar bij
Interface het theoriedenken in het middelpunt staat is bij Rumori het "doen" een
belangrijke factor, alleen al gezien het aandeel dat de improvisatie-muziek in de serie heeft. Bovendien
brengt Rumori in hoofdzaak Nederlandse muzikanten en componisten.
Maar er zijn ook overeenkomsten: de elektronika is in elk van de Rumori-concerten
vertegenwoordigd, en de ondertitel De organisatie van geluid maakt duidelijk dat er niet
gedachteloos gemusiceerd zal gaan worden. Waarvan akte, want Structures II van Pierre Boulez,
waarmee Gerard Bouwhuis en Cees van Zeeland het eerste concert openden, is nu eenmaal een werk dai een
uiterste concentratie vergt, zowel van de musici als van de luisteraars.
Dat geldt ook voor Point Blank, een nieuw stuk voor twee piano's van Huib Emmer, al is het
idioom volkomen anders: sterk georiënteerd op massieve harmonische progressies en uitgebeende,
heen en weer gemokerde ritmes; maar dusdanig "georganiseerd" dat ook in de tollende bewegingen en het
bijna letterlijk terugkeren van segmenten steeds nieuwe perspectieven opdoemen.
Michel Waisvisz is, als het over elektronika gaat, de "doener" bij uitstek. Met zijn bijzondere
instrument, De Handen, heeft hij een middel ontwikkeld om het elektronische geluid als het
ware in de lucht te boetseren en te besturen. Zijn optreden is als altijd fascinerend, en het
improvisatie-element zorgde voor een boeiend contrast met de strakke discipline van Het Pianoduo. Een
beetje overdadig was het dit keer wel.
Tot eind december volgen er nog vier afleveringen van Rumori, met muziek van onder andere
Jan Boerman, Joel Ryan, Gilius van Bergeijk, Dick Raaijmakers, het ensemble LOOS en het Maarten Altena
Ensemble. Telkens in pakkende, zo niet prikkelende combinaties.
© Frits van der Waa 2006