de Volkskrant van 19 oktober 1991, Kunst, recensie
Svetlanov brengt Residentie Orkest tot op het randje van de chaos
Tsjaikovski, Rachinaninov en Prokofjev door het Residentie Orkest en Vladimir Ovchinnikov o.l.v. Jevgeni Svetlanov. Dr. Anton, Philipszaal, Den Haag. Herhaling: Utrecht, 20/10.
Behalve een doorkneed dirigent is Jevgeni Svetlanov ook een grappenmaker. Zo stapte de 63-jarige
Rus, de afgelopen weken te gast bij het Residentie Orkest, middenin Rachmaninovs Paganini-Rhapsodie
onverhoeds van de bok af om de eerste violen aan te vuren, alsof ze niet al het vuur uit hun sloffen
speelden. Dat kon nog opgevat worden als een daad van bevlogenheid. Maar zijn luchtsprong, zeker een
halve meter hoog, op het slotakoord van Prokofjevs Zevende Symfonie, was daarvoor te atletisch
en te hoog zeker een halve meter.
Het was pure show en tegelijkertijd een soort van zelfrelativering die heel goed paste bij dit late
werk van Prokofjev, waarin dezelfde cynische ondertoon doorklinkt die, in heviger !mate, te beluisteren
is in de muziek van zijn collega en landgenoot Sjostakovitsj. De scheidslijn tussen het ernstige en het
burleske vervaagt. Het leidt tot wrange combinaties van kaalslag en exuberantie, grillig, maar zo
geraffineerd opgedist dat ze blijven overtuigen.
Net als bij zijn optreden van vorige week verbaasde Svetlanov door de energie en de alertheid die
hij het Residentie Orkest wist te ontfutselen. In dit geheel Russische programma echter scherpte hij de
extremen zo sterk aan dat het gezelschap af en toe op het randje van de chaos leek te balanceren.
Pianist Vladimir Ovchinnikov deelde niet volledig in de door Svetlanov aangejaagde gemoedsdriften.
Mogelijk spaarde hij zich een beetje voor de krachtproef die hem morgen te wachten staat: 's middags
een recital in de Beurs van Berlage, en 's avonds, in het Utrechtse Muziekcentturn, een herhaling van
dit optreden met het Residentie Orkest. In technisch opzicht staat Ovchinnikov, die onvertogen het door
Rachmaninov voorgeschreven vuurwerk afstak, zeker zijn mannetje. Zijn spel is kleurrijk en niet zonder
briljante momenten, maar ontbeerde de elasticiteit en de koortspieken die je juist in een Rhapsodie
mag verwachten.
© Frits van der Waa 2006