de Volkskrant van 4 november 1991, Kunst, recensie
Linke Loetje Andriessen lapt het hem weer
Rumori: werk van Ryan en Goldstein; Loos met muziek van Braxton, Termos, Van Bergen en Andriessen.
Frascati, Amsterdam.
Na de eerste twee prikkelende concerten viel de derde aflevering van Rumori een beetje tegen.
Maar zoiets kan gebeuren in een serie die de organisatie van het geluid in het hedendaagse componeren
en improviseren wil belichten.
Op papier oogde het programma als een fraaie staalkaart van gemengde technieken. Eerst het ensemble
Loos, dat de voorgestuurde multi-mogelijkheden-muziek van Anthony Braxton en Loos-oprichter Peter van
Bergen zou confronteren met volledig op papier vastgelegde première-composities van Paul Termos
en Louis Andriessen. En dan als finale een trio door viool-improvisator Malcolm Goldstein, componist
Joel Ryan en diens computer.
Muzikale "organisatie" kan betrekking hebben op de muziek zelf, maar ook op het spelen ervan, en ook
op het geluid als klank. In bijzondere gevallen haken die regelgevingen in elkaar, zoals in het vorige
Rumori-concert. Daar demonstreerde het Trio Janssen Termos Janssen hoe je al spelend kunt
componeren, en liet Jan Boerman een nieuw elektronisch werk horen, waarin klank en compositie
nauwelijks meer van elkaar te scheiden zijn.
Maar al dat georganiseer moet in de eerste plaats een middel zijn, met als doel het maken van
spannende muziek. Daar kwam het bij Ryan en Goldstein helaas niet van. Enfolded Strings
vioolflinters met in real time aangehangen en verschoven klankspectra had meer van een
in opperste zenuwen vervaardigd scheurwerkje dan van het muzikaal origami dat Ryan in zijn
toelichting beschrijft.
De twee Braxton-stukken die Loos uitvoerde waren redelijk boeiend door hun merkwaardige inwendige
tegenstelling tussen orde en versnippering. Maar zowel in Van Bergens bondige Factorseries 001
als in Termos' wat breedvoeriger 1991 waren te weinig muzikale bouwstenen voorhanden om
de structuren spankracht te geven.
In Hout bewees componist Louis Andriessen daarentegen opnieuw zijn architectonische
kwaliteiten, door een eenvoudig, strak vastgehouden uitgangspunt zijn uiterste mogelijkheden te
onfutselen. Dat uitgangspunt is de canon-op-één-tel-afstand; het klinkend resultaat laat
zich nog het best vergelijken met dat van een digitaal echo-apparaat, met dien verstande dat elk van de
vier overlappende echo's wordt uitgevoerd op sax, marimba, piano en elektrische gitaar en daardoor een
andere klankkleur heeft.
Het effect is intrigerend. Bij een stapsgewijze melodie leidt de canon tot een galm-achtige
vervloeiing, maar uit sprongen en akkoordbrekingen ontstaan glooiende harmonische terrassen.
Nieuw is deze techniek voor Linke Loetje Andriessen niet: Hout brengt met name bepaalde
passages uit De Staat in herinnering. Maar de uitwerking is veel speelser en flexibeler. Uit
voortdurend evoluerende samenklanken ontwikkelen zich groeiende en krimpende spanningsbogen, die af
en toe als in een soort sluis samenkomen of gemarkeerd worden door korte, ritmisch scherp gearticuleerde
unisono-fragmenten.
Hoe Andriessen het hem lapt weet ik niet, maar het stuk verveelt geen moment, al zou het zeker baat
vinden bij een wat pittiger tempo.
© Frits van der Waa 2006