de Volkskrant van 4 november 1991, Kunst, recensie
Sjostakovitsj perfect bij Borodin Kwartet
Sjostakovitsj, door het Borodin Kwartet. Concertgebouw, Amsterdam. Volgende concerten: 4, 7, 9 en
11 november.
Eigenlijk is het nooit mogelijk geweest de muziek van Sjostakovitsj onbevangen waar te nemen. Zeker
niet in het Westen. Eerst gold hij als het componerende boegbeeld van de Communistische Partij, en dat
was een beetje waar.
Later, aan het eind van zijn leven, groeide het besef dat er ook een man achter de muziek zat, maar
ja, wat Sjostakovitsj schreef was in die moderne tijd vol atonaliteit en experimenten wel een beetje
traditioneel. Dat was ook een beetje waar. En na zijn dood in 1975, en vooral na het postume
verschijnen van zijn nog steeds niet onomstreden Getuigenis in 1979, schoof er weer een andere
Sjostakovitsj naar voren: de componist die zijn muziek voorzag van dubbele bodems en commentaren op de
kluisters waarin hijzelf en zijn kunst gevangen zaten. Dat was, zo mogen we aannemen, meer dan een
beetje waar.
In het Concertgebouwblad Preludium schrijft Detlef Gojowy dat luisteraars in de socialistische
landen zich altijd bewust zijn geweest van het ondergrondse verzet in Sjostakovitsj' muziek. Zou dat
heus waar zijn?
Het vervelende is alleen dat al die culturele filters en politieke ballast zo in de weg zitten bij
het beluisteren, en daardoor ook bij het beschrijven, van Sjostakovitsj' muziek. Want per slot van
rekening is de muziek allereerst zijn eigen waarheid.
En zelfs dan is er nog ambivalentie genoeg. Nu eens laat Sjostakovitsj' muziek zich beluisteren als
abstract notenspel, dan weer als in klank gevatte emoties (doorgaans niet van de vrolijkste soort). Het
mooiste is natuurlijk wanneer die twee kwaliteiten nauwelijks meer uit elkaar te houden zijn.
In zijn strijkkwartetten gebeurt dat bijna voortdurend, zeker wanneer ze worden uitgevoerd door een
top-ensemble als het Borodin Kwartet. Donderdag en zaterdag gaf het viermanschap de eerste twee van hun
zes optredens in de Kleine Zaal, bij elkaar een integrale uitvoering van de vijftien strijkkwartetten.
Het Borodin is overigens niet het enige kwartet dat de complete Sjostakovitsj op zijn repertoire
heeft. Ook het Sjostakovitsj Kwartet (eind februari in Utrecht) herhaalt deze tour de force
vele malen per jaar.
De grote perfectie die het Borodin Kwartet aan de dag legt is daarom minder verbazend dan het
nagenoeg ontbreken van ingesleten routine-verschijnselen. Zelfs de machinale, complexe passages die in
bijna elk kwartet opdoemen en waarin Sjostakovitsj Gordiaanse knopen in zijn thematisch materiaal legt
krijgen een haast onverwachte felheid en reliëf.
Ook het plotselinge, haast hardhandige overschakelen van de ene toonsoort naar de andere (moduleren
kun je het haast niet meer noemen), waarop Sjostakovitsj het patent heeft, wordt bij het Borodin
Kwartet een gebeurtenis met een dwingende vanzelfsprekendheid.
Maar markanter nog zijn de geleidelijke verglijdingen van sfeer en expressie, zoals de ongrijpbare
manier waarop in vredige, troostende muziek haast ongemerkt tragiek en wanhoop komen binnensluipen. Dat
is vaak afhankelijk van één enkele andere noot, soms zelfs alleen maar van een summiere
verandering in kleur of toonvorming. Het is die beheersing van het detail, waarmee het Borodin Kwartet,
meer nog dan met zijn kracht en eendracht, Sjostakovitsj' muziek een indrukwekkende intensiteit
verleent en haar tegelijkertijd reduceert tot haar essentie: de waarheid van de noten. En die is
beklemmend genoeg.
© Frits van der Waa 2006