Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 11 november 1991, Kunst, recensie

Wagemans' muziek een waar doolhof

VARA-Matinee: Reger, Wagemans en Sibelius, door het Radio Symfonie Orkest, Soile Isokosi en Martin van de Merwe o.l.v. Kenneth Montgomery. Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: vanavond, 20.02 uur.
Wagemans, Ives en Hindemith, door Gerard Bouwhuis, Stanley Hoogland, Vera Beths e.a. De IJsbreker, Amsterdam. Radio 4: vanavond, 18,45 uur.

De 39-jarige Peter-Jan Wagemans is een eigenwijze Einzelgänger onder de Nederlandse componisten. Zijn werk is niet makkelijk te duiden, temeer daar zijn composities in stilistisch opzicht dikwijls erg van elkaar verschillen. Is dat omdat hij zich elke keer weer gretig in iets nieuws stort, of omdat hij domweg zijn draai niet kan vinden? Ik zou het niet kunnen zeggen. Wel is het zo dat de tegendraadse opbouw van zijn composities en zijn reflecties op allerlei idiomen uit het nabije en verre verleden allerminst onbezonnen aandoen.

In de IJsbreker werd Wagemans' As I opened fire geflankeerd door werk van Charles Ives en Paul Hindemith. Het uitgangspunt was blijkbaar te laten horen hoe componisten omspringen met reeds door hun voorgangers ingepakte bagage.

De confrontatie van Wagemans' explosieve pianostuk met Ives' Tweede Vioolsonate leverde een aantal verrassende parallellen op. Beide stukken zijn stormachtig en ondogmatisch van opzet, en bovendien hebben beide componisten geprobeerd in hun muziek iets te vangen wat boven het klinkende uitgaat, ook al is dat bij Ives een heel werelddeel, Amerika, en bij Wagemans slechts een schilderij van Roy Lichtenstein. Ondanks de vlekkeloze uitvoering stak Hindemiths Die Serenaden daarnaast af als neobarok maakwerk van het kleingeestiger soort.

Daags tevoren voerde Kenneth Montgomery het Radio Symfonie Orkest aan in een uitstekend voorbereide uitvoering van Wagemans' meest recente compositie, De Draak, het Huis, de Zon, de Boom en de Vijver. Met deze merkwaardige titel verwijst de componist naar "archetypen": begrippen die, hoewel niet vastomlijnd, in essentie toch bij iedereen hetzelfde beeld oproepen. Ook in zijn composities hanteert hij muzikale archetypen, zo stelt hij het althans in zijn toelichting.

Het viel niet mee te ontdekken wat Wagemans daarmee bedoelt. Zoiets misschien als de enorme kwintpilaren die vlak voor het slot van het stuk oprijzen en die sterk doen denken aan middeleeuwse organum-muziek (een stokpaardje dat Wagemans wel vaker bereden heeft).

De Draak ... etc. is een bevreemdend muziekstuk. Tegenover het orkest is een soliërend koperkwartet gezet, maar voor deze tandem mag vertrekken klinkt er een lange hoornsoio die een kwartdeel van het in totaal 25 minuten durende stuk beslaat. Het is dit soort inwendige tegenspraak dat het hele stuk kenmerkt. Het is of Wagemans verschillende componenten heeft aangemaakt, daarna in mootjes gesneden, opnieuw gerangschikt en vervolgens aan elkaar gelijmd. Soms lopen ze ook in elkaar over, of liggen over elkaar, en op schijnbaar willekeurige momenten zijn er zo maar twee identieke muziekplakjes achter elkaar gezet. Het hangt wel samen, maar logica is in deze doolhof ver te zoeken, al is het niet te loochenen dat het materiaal, en ook de lijm, van goede, haast vooroorlogse makelij zijn.

Dat Wagemans tevens vier liederen van uitgerekend Max Reger heeft georkestreerd illustreert zijn weinig courante muzikale voorliefdes. Weliswaar is er weer alom belangstelling voor de muziek uit de late romantiek, maar die gaat meer uit naar de avontuurlijke, exuberante aspecten dan naar de schemerige, introverte klankwereld die bij Reger overheerst.

Wagemans heeft niet gesleuteld aan Regers noten: hij heeft slechts de zwart-witte pianonoten van romige, gewassen tinten voorzien, nu eens traag vloeiend, dan weer snel verschietend, afhankelijk van de sfeer van het lied. Wel heeft hij zich verstout zijn bewerking muzikaal te paraferen, door aan het slot van het eerste lied een paar maten uit zijn eigen orkestwerk Rosebud te monteren.

Het was een aardige vondst om deze uitvoeringen te combineren met twee werken van Jean Sibelius. De Finse componist was in het Europa van zijn tijd net zo'n vreemd vooruitstrevend en toch traditiebewust buitenbeentje als Wagemans in het Nederland van nu.

De uitvoeringen die het Radio Symfonie Orkest gaf van de Vierde Symfonie en het symfonisch gedicht Luonnotar waren liefdevol en behoorlijk accuraat, maar niet wat je noemt bevlogen. De Finse sopraan Soile Isokosi leverde schitterend gezongen topnoten, maar waar haar partij maar enigszins tegen de orkestbegeleiding inging (en dat gebeurt vaak in Luonnotar) werd haar toon uitgesproken morsig. Gelukkig voor Isokosi komt er naar deze concerten altijd een zeker contingent bravoroepers.


© Frits van der Waa 2006