de Volkskrant van 12 november 1991, Kunst, recensie
Henck laat stille muziek Mompou weer spreken
Música Callada van Federico Mompou, door Herbert Henck. De IJsbreker, Amsterdam.
Grote kunstenaars heb je in twee soorten. Die van het eerste soort streven naar vervolmaking door
altijd weer wat nieuws te doen. Die van het tweede soort doen hun leven lang hetzelfde op zoek
naar de perfectie van die ene vaardigheid.
De Catalaanse componist Federico Mompou, die vier jaar geleden op 96jarige leeftijd overleed,
behoorde ongetwijfeld tot het tweede type. Mompou heeft zijn leven lang niets anders gedaan dan
pianostukjes en liederen schrijven. Korte klankgedichten zijn het, meestal symmetrisch van opbouw en
zelden meer dan drie bladzijden lang. Iets anders kon hij niet, maar dit ene kon hij dan ook
buitengewoon goed.
Het idioom dat Mompou hanteerde doet ogenblikkelijk denken aan dat van Debussy en Ravel, maar is
scherper en geserreerder, intiemer ook. En het is muziek die speltechnisch en coloristisch ten nauwste
verbonden is met de piano. De noten zijn niet moeilijk om te spelen. De muziek is dat wel.
Mompou schreef zijn laatste grote werk, een bundel van 28 stukjes, tussen 1959 en 1967. De titel is
Música Callada: muziek die, aldus de componist, de stilte verklankt. De onthechting en de
bezwering, die eigenlijk in heel zijn oeuvre grondgedachten zijn, weet hij hier dichter te naderen dan
ooit. Summiere akkoorden en schijnbaar naïeve formules cirkelen om tooncentra waarvan de
aantrekkende werking af en toe echter volledig wordt opgeheven.
De zelden gespeelde cyclus beleefde zaterdag een integrale uitvoering in de IJsbreker, onder handen
van de Duitse pianist Herbert Henck.
Nu is er van Mompou iets dat we van Bach, Liszt en Debussy dolgraag zouden willen hebben: een opname
van het volledige oeuvre, gespeeld door de componist zelf. Henck heeft zich zo te horen niet laten
beïnvloeden door de inhoud van dit gezaghebbende document, en zijn eigen interpretatie uit de
noten gedistilleerd. Voor een pianist met zelfrespect is dat de enige verstandige beslissing. Voor wie
Mompou's eigen versie kent is de vergelijking echter onvermijdelijk.
Nu is er ook op de vertolking van de componist zelf wel wat af te dingen: hij speelt Música
Callada haast tempoloos, traag, en met veel subtiele ritenuto's en een ijlheid die het moeilijk
maakt er tot het eind toe "bij" te blijven.
Dat bezwaar heeft Hencks interpretatie niet. Zijn voordracht is naar verhouding zakelijk,
daadkrachtig en in elk geval zo voortvarend dat hij binnen een uur klaar is, een kwartier eerder dan de
componist. Uit de gedragen en gonzende lijnen van de stilte-ritus laat hij af en toe een felle,
kortstondige dramatiek opvlammen. Bovendien heeft hij greep op het perspectief tussen de verschillende
lagen waaruit de muziek is opgebouwd. Dat alles is zeer behartigenswaardig.
Hencks melodische gestiek daarentegen is aan de vlakke kant, wat gezien de karige indicaties van de
componist verdedigbaar is. Vreemder en bovendien in tegenspraak met die striktheid is dat
hij nu eens Mompou's tempo-indicaties negeert, en dan weer een te veelvuldig beroep doet op het pedaal,
zodat er rusten verdwijnen en samenklanken door elkaar gaan lopen.
Het is opmerkelijk dat een pianist als Henck, die als dompteur van eigentijdse muziek een excellente
staat van dienst heeft, toch niet een volkomen resonantie met Mompou's fijntrillende poëzie heeft
weten te vinden. Maar dat hij deze stille muziek weer tot spreken heeft gebracht is hoe dan ook een
daad van belang.
© Frits van der Waa 2006