Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 29 november 1991, Kunst, interview

Channel Classics en Jos van Immerseel veroveren de markt met een ander soort Mozart

Dat zingt en dat doet maar


Over de pianoconcerten van Mozart en het succes van een klein platenlabel. Jared Sacks, directeur van het nog jonge label Channel Classics en zijn stermuzikant, fortepianospeler Jos van Immerseel, vertellen hoe opnametechnici en muzikanten samen de schouders zetten onder een muzikaal idee. "De technologie was vroeger nog niet zo ver. Je kunt nu veel zachter spelen, intiemer en subtieler dan vijf jaar geleden."

"Een droom!" Jared Sacks heeft nog steeds moeite te geloven dat het werkelijk waar is: die doosjes met tien cd's, die uitzwermen naar 25 landen, van Japan tot de States, van Zuid-Afrika tot Finland.

Sacks' platenlabel Channel Classics, een nieuwkomer onder de kleine platenlabels die Nederland rijk is, heeft zich in korte tijd onderscheiden door een succesvol waagstuk: een integrale opname van Mozarts pianoconcerten, uitgevoerd door fortepiano-speler Jos van Immerseel en zijn orkest Anima Eterna.

Waar dat succes nou vandaan komt, dat weten de beide heren niet zo goed. Het Mozartjaar soms? Sacks barst uit: "Ik had liever dat het geen Mozartjaar was! Zelfs in België wou de distributeur eerst geen box aannemen: Alsjeblieft, we hebben al genoeg Mozart, dat kunnen we niet verkopen. Moet je zien hoeveel hij er nu bestelt."

"Ik was er een beetje bang voor", erkent ook Van Immerseel. "Ik profiteer niet van een reputatie, het orkest bestaat nog niet lang, en op het gebied van integrale Mozart-pianoconcerten is er nogal wat op de markt. Maar er is toch plaats voor, blijkbaar omdat het heel anders is."

Van Immerseels visie op Mozart is onthutsend, niet omdat het historische instrumentarium de pianoconcerten in een ander perspectief zet, maar vooral omdat de Antwerpse muzikant er zo'n totaal nieuw – en overtuigend – licht en leven in brengt.

De omzet, hoewel nimmer maatstaf voor kwaliteit, demonstreert wel dat er iets bijzonders is met deze uitgave. Sacks: "Als wij van een gewone klassieke cd wereldwijd vijftienhonderd stuks kunt verkopen zijn we al heel blij. We hebben nu in nog geen maand tijd al tweeduizend verzamelboxen verkocht."

Sacks noemt "nauwe samenwerking met muzikanten" het uitgangspunt van Channel Classics: "We werken met mensen, niet met cijfers."

Sacks (38) is van huis uit hoornist; een Amerikaan die aan het eind van de jaren zeventig naar Nederland kwam. Hij speelde in verschillende orkesten en organiseerde concerten in zijn huis aan de Kanaalstraat (vandaar: Channel Classics). Daar zette hij ook een microfoon en de bandrecorder bij neer. Die gaven zijn loopbaan een beslissende wending, want hij kreeg de smaak te pakken en specialiseerde zich tot opname-technicus. Hij investeerde in montage-apparatuur, wist opdrachten in de wacht te slepen: "Ik heb een jaar lang, zestien uur per dag, in mijn eentje op mijn zolder zitten monteren, van heavy metal tot klassiek. Voor anderen, buiten mijn eigen opnamen. Op een gegeven moment wou ik ook de complete cd-produktie doen, en zo heb ik ook dat geleerd."

Het oprichten van een eigen label heeft Sacks uitgesteld tot hij alles in kannen en kruiken had. Anderhalf jaar geleden bracht Channel Classics zijn eerste release uit: Schuberts Winterreise, door Max van Egmond en Jos van Immerseel. Inmiddels zijn er dertig cd's verschenen. Overigens draait het bedrijf nog steeds voor een groot deel op opdrachten van derden – Sony Classics en Hyperion, om er maar enkele te noemen. Sacks: "Dat moet, in dit stadium is het te gevaarlijk om op één label te willen leven, zeker zoals wij dat doen, met alle tijd en zorg die we er aan besteden."

Sinds twee weken is het zenuwcentrum van Channel Classics gevestigd in het voormalige burgemeestershuis aan de Waaldijk in Herwijnen. In wat eens de "stijlkamer" van het pand was hangt nog een geur van oud vocht.

Van Immerseel (46, maar maakt een jongensachtige indruk) slaat aan het vertellen. Over de wereld van suggestie waarbinnen Mozarts pianoconcerten zich bewegen. Het is eerder theatermuziek dan abstracte, "klassieke" muziek, vindt hij. "Mozart suggereert allerlei verhaaltjes, gevoelens en karakters. Maar iedereen maakt daar weer zijn eigen verhaal uit. En, precies als bij de opera, moeten de acteurs ruimte hebben om zelf iets te doen dat binnen het grote geheel past, maar juist die extra fascinatie meebrengt. Net als een goede regisseur moet een dirigent dat toelaten, en zelfs bijna opwekken."

Hij beschrijft hoe Mozart zijn toehoorders knipoogjes toewerpt, op allerlei muzikale niveaus. Hoe bij Mozart altijd alles zingt, wat je zo goed kunt horen bij het repeteren: "Dan neem je alleen de celli, of de bassen, dat geeft al het gevoel: ik heb hier een volledig stuk, dat zingt en dat doet maar. En alles heeft een functie in het grote geheel." Zingen betekent voor hem: expressiviteit, maar ook: weten waar je naar toegaat. "Het trekken van die lijnen is essentieel."

Over Mozarts onwaarschijnlijk sterke gevoel voor goede kleuren en liggingen: ,Je kunt niets omleggen of toevoegen zonder meteen het gevoel te krijgen dat er iemand op je vingers tikt, zo compleet is het." De notatie van tempo en dynamiek daarentegen is heel summier: "Mozart gaat er van uit dat je het wel uit de muziek zelf haalt." Dat doet Van Immerseel dan ook, met aandrang: elke frase krijgt contour en richting, uitgaand van de noten, maar ook van de klankkwaliteiten van de fortepiano.

"Voor mij is dit gigantische kamermuziek," besluit hij, "géén stuk voor piano en orkest, veeleer een ensemblestuk waarin de piano soms een totale prima donna is, maar de volgende minuut helemaal wegzakt in harpachtige begeleidingsfiguurtjes die niet belangrijk zijn, en toch het geheel een ritmische drijfkracht geven." Dat geldt evengoed voor de laatste concerten, met hun naar verhouding omvangrijke orkestbezetting. "Ik vroeg me tevoren af of mijn vleugel wel sterk genoeg was, maar toen we er mee bezig waren bleek het geen probleem te zijn. Tenminste: als je accepteert dat het kamermuziek is."

"Plus", valt Sacks in, "de technologie was vroeger nog niet zo ver. Je kunt nu veel zachter spelen, intiemer en subtieler dan vijf jaar geleden."

Voor het opnameteam, Ted Diehl, Bert van der Wolf en Sacks zelf, was het zaak alle aspecten van Van Immerseels concept in hun registratie recht te doen. Van Immerseel noemt het een voordeel dat Diehl klavecimbelbouwer is en dus inzicht heeft in de klankwereld van de achttiende-eeuwse fortepiano. "Dit instrument opnemen is erg moeilijk. De klank is lang, maar wekt de indruk kort te zijn omdat het begin, de attaque van de toon zeer present is. Bovendien klinkt het het best als je er vèr vandaan staat, dan krijg je de zindering van de lucht mee." Bij een opname was het dus zoeken naar een compromis.

Anders dan het Orkest van de Achttiende Eeuw, dat zijn platen bij voorkeur baseert op levende uitvoeringen, werken Van Immerseel en Sacks liever in besloten opname-sessies.

De muzikant: "Ik heb in het verleden wel live-opnamen gedaan, en toen bleek dat die concerten gingen klinken als plaatopnamen, want niemand nam nog enig risico. Zo schiet je je doel voorbij, dan is de levendigheid er bij voorbaat al af."

De producent: "We doen het zo: eerst nemen we een deel op; dan komt iedereen luisteren en er over praten; en dan doen we het nog twee of drie keer. Dat werkt wèl, dan neem je risico's omdat je weet dat je het nog een keer kunt doen."

Tachtig procent van een goede opname wordt, volgens Sacks, bepaald door de ruimte. De cyclus is opgenomen in twee verschillende kerken, gekozen met het oog op de omvang van het ensemble. Sacks: "Belangrijk bij dit orkest is ook dat de eerste en tweede violen tegenover elkaar zitten, terwijl de diepte, de celli en de bassen, uit het midden komt. Dat maakt het egaler en natuurlijker. Soms zijn er correcties nodig, dan zet je bijvoorbeeld een te sterk blaasinstrument aan de andere kant. Alleen: de luisteraar zit in een huiskamer met gordijnen en een tapijt, en daarom maak je het toch ietsje groter dan het in werkelijkheid is. Natuurlijk, het is vertalen."

Van Immerseels opvattingen komen het sterkst tot uiting in de cadenzen. "Bij een aantal concerten heeft Mozart wel cadenzen geschreven, maar die waren altijd bedoeld voor anderen," argumenteert hij, "dat is toch niet het reële materiaal. Soms zijn ze zelfs beneden zijn niveau." Voor de opname besloot hij niettemin de beste cadenzen te gebruiken, in andere gevallen lichtte hij er enkele elementen uit, en een deel is geheel geïmproviseerd. Mozart deed dat immers ook. "Het materiaal en het vocabulaire ligt voor de hand, maar op het moment zelf is het toch weer heel intuïtief. Soms heb je het heel goed in de klauw en dan krijg je een fantastische opbouw. de andere dag ga je door op een bepaald interessant element, tot je constateert: ik ben veel te lang bezig!"

Sacks: "Sterker nog: het zou eerst een box van negen cd's worden, maar toen werd een van de cadenzen twee minuten te lang. Hij was te mooi, je kon het niet knippen, dus zijn we naar tien cd's gegaan. Op twee cd's staat nu maar vijftig minuten muziek, eigenlijk te weinig, maar we hadden geen keus."

De concurrentie heeft al lonkende blikken op Van Immerseel geworpen, maar hij laat zich niet weglokken bij Channel Classics. Het eerstvolgend project wordt een cd met orkestmuziek van Schubert, en daarna komt een plan waar hij al vijftien jaar mee rondloopt: Debussy, op een Franse vleugel uit 1897. "Ik heb daar vroeger met bepaalde platenproducenten over gesproken en werd toen vierkant uitgelachen: 'Debussy! Dat moet je op een goede piano spelen!' Maar zulke dingen werden dertig jaar geleden ook over Mozart gezegd. Dat is toch veranderd."


© Frits van der Waa 2006