de Volkskrant van 3 december 1991, Kunst, recensie
Piepend en sputterend hingen de musici in de touwen
Gene Carl solo. Kono Theater, Den Haag.
Rumori: muziek van BMB Con., Ray Edgar, Gilius van Bergeijk en Luc Houtkamp. Frascati, Amsterdam.
Dulcinea, Dulcinea is een muziektheaterstuk van twee tegendraadse naturen, componist Gilius
van Bergeijk en saxofonist Luc Houtkamp. Ze noemen het zelf een melodrama, maar dat zal wel ironisch
bedoeld zijn.
Het werk is gebaseerd op Cervantes' Don Quichotte. Van Bergeijk en Houtkamp stelden zich ten
doel muzikale parallellen te vinden voor de manier waarop de Don de werkelijkheid voortdurend verkeerd
interpreteert.
Muziek op zijn kop dus. Ingewikkeld. Want wat is de werkelijkheid? En wat is werkelijkheid in de
muziek?
Er is een plat, maar toereikend antwoord: dat wat we kennen.
Het verwringen van de werkelijkheid kan pas slagen wanneer je voelbaar maakt dat de dingen anders
zijn dan ze horen te zijn. Bij nieuwe muziek valt dat nou juist niet mee. Het lukt alleen wanneer de
muziek eerst een eigen logica opbouwt om die vervolgens op losse schroeven te zetten, of wanneer er
gesold wordt met de traditie.
Soms gebeurt dat wel in Dulcinea, Dulcinea, bijvoorbeeld als Van Bergeijk Bach door de
elektronische keukenmachine haalt, of als Houtkamps saxofoontonen beurtelings uit verschillende
luidsprekers komen. Maar in de overige delen ontbreekt, voor de buitenstaander althans, de botsing
tussen waarheid en misvatting waarvan de lezer van het Quichotte-epos zich daarentegen steeds bewust is.
In feite ontnemen Houtkamp en Van Bergeijk hun luisteraars dat perspectief en bieden hun slechts de
belevingswereld van de getikte Don, voor wie er geen andere realiteit is dan wat zich in zijn
hersenkronkels afspeelt. Ze gaan dus uit van een misvatting, want de dubbele bodem is slechts voor
henzelf waarneembaar.
Dat wil niet zeggen dat Dulcinea, Dulcinea niet goed in elkaar zit. Integendeel. De negen
taferelen zijn om-en-om gecomponeerd door de beide co-auteurs, en die afwisseling alleen al houdt het
stuk aardig op gang, te meer daar Houtkamps explosieve saxmotieven, afgewisseld door gierend overblazen,
steeds verder worden ingesloten door klanken uit de aangesloten computer.
Weliswaar zijn sommige van Van Bergeijks bijdragen aan de langdradige kant met hun evoluerende
klankslierten, maar dat geeft weer ruimte om de uitgekiende vormgeving van Adri Boon
diaprojecties van kindertekeningen en flarden tekst op een voortdurend aangroeiende verzameling vreemd
gevormde schermen te appreciëren.
Het werk paste in elk geval goed in de formule van de concertserie Rumori, die "de organisatie
van het geluid" belicht. Als opening van de vierde aflevering slingerden de leden van trio BMB Con.
piepend, knarsend en sputterend aan touwen door de zaal. Na de eerste halve minuut werd het pas weer
spannend toen de drie musici met een keukentrap uit hun hangende positie verlost moesten worden.
Interessanter was het optreden van Ray Edgar met zijn sweat-stick, een buigzame, van
glijdende, beklavierde handgrepen voorziene staaf waarmee de bespeler een muziekcomputer bestuurt. Het
instrument vertoont duidelijke verwantschap met De Handen van Michel Waisvisz, reeds te gast in
een eerdere Rumori-aflevering. Edgar heeft nog bepaald niet de zwier van Waisvisz en na het
pakkende begin zakte zijn suite-achtige stuk steeds verder weg in synthetische galmsoep, maar zijn
sweat-stick is ongetwijfeld een instrument met talloze muzikale en theatrale mogelijkheden.
Rumori besluit over drie weken met een optreden van het Maarten Altena Ensemble, dat muziek
uitvoert van Gene Carl en Dick Raaijmakers.
Carl was vrijdag al te horen in het Haagse Korzo, waar hij een vijftal eigen werken uitvoerde. De
reeds lang in Nederland gevestigde Amerikaan treedt slechts sporadisch naar buiten met zijn werk,
waarin naast de typisch Haagse blok-achtige akkoorden en ritmes ook een zekere jazzy
welluidendheid en speelplezier doorklinken.
In twee recente stukken begeeft hij zich op het pad van het experiment, met enigszins
teleurstellende resultaten. In Fantasia en Dans zijn een piano en een synthesizer aangesloten op
een delay-apparaat. Dat doet schromelijk afbreuk aan de ritmische kracht en articulatie van zijn
idioom. Kaddisj, een klaagzang voor een dierbare overledene, waarin Carl banden met opvallend
ruig, primitief klankmateriaal (en weer veel delay-effecten) combineert met live
bespeelde synthesizer, rateltjes en een soort galmbuis, klinkt rommelig en impulsief. Ook Carl zelf,
morrelend aan zijn speeltuig, maakte een wat hulpeloze indruk.
Dat contrasteerde merkwaardig met zijn messcherp spel in twee "gewone" piano-composities. Pink
Suite is, door zijn pianistische swing en de toespelingen op thriller-muziek, een
tamelijk toegankelijk muziekstuk, zeker vergeleken met de bitse, grillige puls van de steeds dichter
opeengepakte, maar toch steeds bronsachtig gloeiende akkoorden in het Claremont Concerto, een
pianoversie van een ensemblestuk uit 1987.
Carls meest imponerende werk is nog steeds Gray Matter, zoals alle voor Hoketus geschreven
stukken niet meer uitvoerbaar. De groep waarin hij pianist was, werd vijf jaar geleden opgeheven. Carl
heeft echter een synthetische MIDI-versie van het werk gemaakt, die nauwelijks minder verpletterend is,
vooral omdat hij opnieuw zelf de door een megafoon gesproken solo-partij vertolkt.
Gray Matter is gebaseerd op het ware verhaal van een man die na een hersenbeschadiging
opnieuw leert lezen en praten. Dat proces is weerspiegeld in de gestamelde letters, woorden en
tekstflarden, maar ook in de muziek zelf, die op soortgelijke manier uit geïsoleerde, hakkelend
herhaalde brokken aangroeit tot een heftig pulserende, complete, maar nog steeds in kringlopen gevangen
muziek.
En anders dan de binnenstebuiten-muziek in Dulcinea deelt dit stuk wel degelijk iets mee over
de werkelijkheid: de tekst maakt de klinkende abstractie van Gray Matter tot afspiegeling van
een schrijnende realiteit.
© Frits van der Waa 2006