de Volkskrant van 9 december 1991, Kunst, recensie
Naar effectbejag zwemende virtuositeit bij Goebajdoelina
Een jacht op het bovenaardse
Messiaen, Skrjabin en Goebajdoelina, door het Rotterdams Philharmonisch Orkest. De Doelen, Rotterdam.
Juist nu er weer herschikkingen in het orkestenbestel op handen zijn, zou er ook bij
gezelschappen die niet in de vuurlinie van de bezuinigingen liggen meer moeten worden nagedacht
over de verhouding tussen investering en rendement.
In Rotterdam bleek de belangstelling voor een Goebajdoelina- en Skrjabinprogramma van het Rotterdams
Philharmonisch Orkest niet overweldigend. Maar waarom dit bijzondere programma niet ook in Utrecht,
Amsterdam, Den Haag? Een paar jaar geleden werd er nog wel eens iets uitgewisseld tussen de grotere
orkesten in de Randstad.
De Nederlandse première van de eerste symfonie van de Russin Sofia Goebajdoelina gaf voedsel
aan de gedachte dat het tij in de muziek is gekeerd. Muziek mag weer iets anders uitdrukken dan alleen
zichzelf. Componisten durven zichzelf weer binnenstebuiten te keren in hun noten. Goede muziek
verenigde altijd al het cerebrale en het emotionele, maar de nadruk lag nog niet zo lang geleden vaak
op het eerste. Nu lijkt het omgekeerde het geval.
Sommige componisten gaan daarin erg ver. Zo heeft de Russische componiste Sofia Goebajdoelina in
Stimmen ... Verstummen ... (haar op 55-jarige leeftijd gecomponeerde eerste symfonie uit 1986),
een solo-cadens voor de dirigent opgenomen. Onder een enkel roffelende tromzucht, of een gefluisterd
akkoord dirigeert de dirigent muziek die niet klinkt.
Het kunststukje, volbracht door Reinbert de Leeuw, was spannend om te zien. Maar een minuutje mime
als hogere betekenis, een quintessens van de compositie? Als ik zoiets aantref in een programmaboek
komt prompt de scepticus in mij boven.
Die zat toch al steeds mee te luisteren en maakte, hoe dikwijls ik ook overrompeld werd door de
felheid en de kleuren van Goebajdoelina's muziek, opmerkingen over naar effectbejag zwemende
virtuositeit, over muziek-in-brokjes, en over het simplisme van chromatische toonladders.
En toch. Het toonhoogte-materiaal van Goebajdoelina's symfonie mag kaal zijn, het mag zich laten
beschrijven als een voortdurende afwisseling van (hoofdzakelijk) een grote drieklank en grimmige
cluster-velden, en twee woorden (omhoog en omlaag) zijn voldoende om het gedrag van dit
materiaal weer te geven. Maar die primitiviteit lijkt juist te benadrukken dat de essentie van de
muziek elders, misschien wel "hoger" ligt, en zich afspeelt in de rekbaarheid van het bij wijlen
dramatische klinkende gebaar, in de geraffineerde groei van de chromatische massa's, en vooral
in het spel van voortdurend veranderende kleuren. Het is een fascinerend, consistent muziekstuk. Het is
niet eerder in Nederland uitgevoerd, maar ook bij eerste kennismaking kan de interpretatie van Reinbert
de Leeuw, die het orkest grote precisie en transparantie afdwong, niet anders dan gezaghebbend genoemd
worden.
Ook in de twee andere stukken op het programma was sprake van een jacht op het bovenaardse. In de
Hymne au Saint Sacrement, een werk van Olivier Messiaen uit 1932, viel vooral op hoe vroeg al de
destijds 23-jarige componist zijn onmiskenbaar eigen idioom ontwikkeld had. De uitvoering had
verfijnder gekund, zeker vergeleken met de manier waarop het orkest vervolgens Skrjabins Poème
de l'Extase gestalte gaf. Ook hier wist De Leeuw de haast groteske opeenvolging van elkaar
ondergravende, nimmer tot oplossing komende harmonieën en lijnen een scherp reliëf en het
uiterste aan spankracht te geven.
Een beetje wrang is wel dat dit goed gecomponeerde programma, dat veel repetitietijd gekost moet
hebben, slechts één keer uitgevoerd werd. Helemaal in de lucht vervlogen is het niet,
want Radio Nederland Wereldomroep heeft het voor latere uitzending vastgelegd.
© Frits van der Waa 2006