de Volkskrant van 10 december 1991, Kunst, recensie
Requiem van Rössler blijkt domweg flutwerk
Mozart, Rössler en Rossini, door het Radio Symfonie Orkest, Groot Omroepkoor en solisten
o.l.v. Kenneth Montgomery. Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht. Radio 4: 6 januari, 13.02 uur.
Nauwelijks was het slotakkoord verstorven of dirigent Kenneth Montgomery draaide zich onverwachts om
en strooide handen vol Mozartkugeln de zaal in. Muziekcentrum-directeur Peter Smids, een witbepoederde
pruik op de biljartbal, beklom het podium om de winnaar van de tombola het allerlaatste exemplaar van
Mozart's last year uit te reiken. Het inderhaast ontrolde spandoek met Laat ons juichen
Batavieren was ternauwernood leesbaar in de regen van confetti. Het zat erop. Nooit meer Mozart!
Ahum. In werkelijkheid ging het heel wat degelijker toe, drie dagen en tweehonderd jaar na het
verscheiden van het Goddelijk Genie. In het Utrechtse Muziekcentrum bracht de KRO zondag een Requiem
voor Mozart, samengesteld uit Mozarts eigen Maurerische Trauermusik, Rossini's Petite
Messe Solennelle, en, zowaar, het Requiem dat de Tsjechische componist Franz Anton
Rössler in 1792 ter nagedachtenis aan Mozart componeerde. Lang verloren gewaand, maar onlangs
teruggevonden door KRO-programmasamensteller Dick van der Meer.
Men had er evenwel beter aan gedaan deze vondst nog eens tegen het licht te houden alvorens er een
stuk of honderd musici op los te laten. Het is namelijk een flutstuk.
Dat Rössler (ook bekend onder zijn veritaliaanste naam Rosetti) een beperkt idioom hanteert is
nog daaraan toe. Immers, met gependel tussen eerste en vijfde trap (noem het maar de Vader
Jacob-akkoorden) en tertsparallellen (het Jordaan-recept) is toch menig meesterwerk gewrocht. Maar
Rössler heeft zich er domweg met een Jantje van Leiden afgemaakt. Noten onder de tekst en hup,
klaar muziek. Een Sanctus in een vloek en een zucht, een Osanna van nog geen dertig
seconden, is dat nu alles wat Mozarts nagedachtenis in 1792 waard was?
De musici valt hun weinig geïnspireerde uitvoering dan ook niet kwalijk te nemen.
Veel beter klonk de Maurerische Trauermusik, KV 477 uit 1785, een kort, maar heel bijzonder
werk. Het gebruik van een Gregoriaanse melodie in lange noten en een ruisend blazerskoor leidt tot een
imposante akkoordgaanderij die sterk doet denken aan muziek van Renaissance-componisten als Tallis of
Gabrieli. Daardoorheen slingeren zich dan beweeglijke, typisch Mozartiaanse strijkerspartijen.
Desondanks ligt de volvette klank van een uitvoering als deze (met onder andere basklarinetten in
plaats van bassethoorns) steeds zwaarder op de maag, sinds de historische muziekpraktijk haar grote
Mozart-schoonmaak begonnen is.
De hoofdmoot van het programma was echter een flonkerende uitvoering van Rossini's Petite Messe
Solennelle, in de oorspronkelijke versie uit 1864. Zonder orkest, maar met twee piano's
en een harmonium, die koor en solisten ondersteunen in rollende harmonieën vol Schubertiaanse
schemer. Het is een prachtig stuk, al is het aan de lange kant en onderbreekt Rossini de gewijde sfeer
af en toe met onderdelen in een zonderlinge Marseillaise-motoriek.
Het tot zestien zangers gereduceerde Omroepkoor liet een verrassend verfijnd geluid horen. Onder
de solisten, alle vier gezegend met fraaie, goed mengende stemmen, viel vooral Charlotte Margiono op.
Naast haar vlekkeloze, tot in alle details gedoseerde voordracht klonk mezzo Wendy White wat pathetisch,
tenor Jianyi Zhang een beetje slordig, en bas Dimitri Kavrakos nogal wapperig. Maar de ruggegraat van
de uitvoering leverden de beide pianisten, Noël Lee en Jeff Cohen, met hun afgewogen en toch voortdurend
stuwende samenspel.
Een symbolisch concert. De KRO heeft het Mozartjaar in een armengraf bijgezet en trekt alvast zijn
beste plunje aan voor 1992. Want dat is Rossini's tweehonderdste geboortejaar.
© Frits van der Waa 2006