Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 23 december 1991, Kunst, recensie

Stralende Hoogmis lijdt alleen onder tijdsduur

Hohe Messe van J.S. Bach, door koor en orkest van de Nederlandse Bachvereniging en solisten o.l.v. Gustav Leonhardt. Grote Kerk, Naarden.

Zeventig jaar bestaat de Nederlandse Bachvereniging nu. Driekwart eeuw min vijf, is dat een volbloed jubeljaar? Niet echt, maar kijk, het is wel precies honderd jaar geleden dat Bachs Mis in b-klein, beter bekend als de Hohe Messe, voor het eerst in Nederland werd uitgevoerd. Dat treft.

Dus was het zaterdag feest in Naarden, het Mekka der Nederlandse Bachliefhebbers, al was het vooral een gewijd feest: gelieve niet te applaudisseren. Onder voorgangerschap van Gustav Leonhardt, en opgeluisterd door majesteitelijk en ministerieel bijzijn, beleefde het meesterwerk onder meesterwerken een ingetogen uitvoering.

Leonhardt stelt zich volledig in dienst van Bach en tegelijkertijd doorschouwt hij hem diep. Behoedzaam, maar met grote klaarheid en een soepele, verende agogiek, laat hij de muziek de glorie van God zingen, ver verheven boven werelse geneugten.

Het koor van de Nederlandse Bachvereniging, verantwoordelijk voor het overgrote deel der lofprijzingen, liet een stralend geluid horen, dat fraai uitvloeide over het beweeglijke en goedgearticuleerde orkestfundament. De vijf solisten, door Bach mondjesmaat bedeeld, brachten hun aandeel evenwichtig en verzorgd. De versmelting tussen het koele sopraangeluid van Mieke van der Sluis en de donkere mezzo van Gloria Banditelli was volmaakt. Max van Egmond, weliswaar op een leeftijd gekomen die maakt dat zijn baritontimbre van waardig in eerbiedwaardig begint te veranderen, hervond in het Et in Spiritum Sanctum zijn glans en welbespraaktheid.

Niettemin stelde de lengte van de uitvoering, twee uur zonder pauze, het uithoudingsvermogen flink op de proef. Niet alleen manifesteerde de ergonomie van de rieten kerkstoeItjes zich steeds nadrukkelijker in de vraag welk deel van het zitvlak nu weer aan de beurt was, maar ook bij de musici wezen stemmings- en intonatieproblemen op een zekere afmatting. Die bereikte in het Agnus, kwetsbaar door de grote afstand tussen violen en baslijn, een bizar klinkend hoogte- of beter gezegd dieptepunt. Maar in het daarop volgende Dona nobis pacem bleef de roep om vrede niet onbeantwoord en herrees de harmonie op soortgelijke wijze als ze dat eerder gedaan had aan het slot van het Credo. Daarbij voltrok zich in de linkervoet van Leonhardt – summum van opwinding – zelfs de schijn van een stampbeweging.


© Frits van der Waa 2006