de Volkskrant van 10 januari 1992, Kunst, recensie
Harnoncourt speelt zijn troeven feestelijk en verantwoord uit
Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert, door het Koninklijk Concertgebouworkest, Charlotte Margiono en
Marja Bon o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 15 januari, 20.00 uur.
Een keten heet zo sterk te zijn als de zwakste schakel. Bij het Concertgebouworkest lag dat
woensdag merkwaardig genoeg net even anders. Wat het gezelschap onder Nikolaus Harnoncourt liet horen
was niet smetteloos, maar juist de kleine feilen onthulden de intensiteit waarmee gemusiceerd werd
beter dan een ideale, puntgave vertolking dat had kunnen doen.
Mozart, Haydn, Beethoven, Schubert: Harnoncourt had al zijn vier troefkaarten bij zich, en hij
speelde ze feestelijk uit. De Oostenrijkse dirigent, een van de eerste voorvechters van een historisch
verantwoorde muziekpraktijk, gaat met het Concertgebouworkest een serie Schubert-cd's maken, en komt
daarom in juni nog eens terug voor een serie gastoptredens.
Was het concert een opnamesessie geweest, dan had er wel wat over gemoeten. Zo klonk het begin van
het Andante uit Schuberts Tweede symfonie uitermate wankel. En ook elders in de
allerlaatste maten van Haydns Symfonie nr.93 gleed het ensemble bijna uit op de dunne
grenslijn die ingespannen en overspannen van elkaar scheidt.
Het zijn juist dat soort lijnen waarop Harnoncourt zich graag beweegt, en het was duidelijk dat hij
nog bezig is de marges en de rekbaarheid van het orkest af te tasten. Het moet gezegd worden dat het
Concertgebouworkest zich liet bespelen alsof het een enkel instrument was. Plooibaar voegde het zich
naar de hand van de meester, die nu eens de klank tot kristaldunne kwetsbaarheid sleep, haar dan weer
uitbundig in het rond liet stuiteren, maar daarbij voortdurend de kleur en de belichting van de
dooreen gevlochten zinnen en
dialogen in zijn greep hield.
Ook het gemak waarmee het orkest de strakke, zilverigachtige strijkerstoon en de aangescherpte
articulatie realiseerde, bewees dat het zich de verworvenheden van het historisch muziekbesef geheel
eigen heeft gemaakt. Te goed bijna: want nu congrueerde de klank van de piano die Mozart in zijn
concertaria Ch'io mi scordi di te heeft voorgeschreven opvallend slecht met die van het ensemble.
Dat lag geenszins aan het ingehouden, doch welsprekende spel van pianiste Marja Bon, maar doodgewoon
aan het instrument, een moderne concertvleugel. Er zijn veel argumenten voor het gebruik van de
fortepiano, maar dit stuk is wel het; krachtigste dat ik ooit gehoord heb.
Dat deed overigens in het geheel geen afbreuk aan de schitterende hoofdrol die in dit werk en in
Beethovens aria Ah! Perfido was weggelegd voor sopraan Charlotte Margiono. Harnoncourt is een
verklaard bewonderaar van Margiono. Verwonderlijk is dat niet, want ze is een volmaakte Mozart-sopraan,
met een krachtig, innig geluid, zonder een spoort je opgeblazenheid, en wat belangrijker is
een begenadigd interpreet.
Beethovens Ah! Perfido is berucht om zijn moeilijkheidsgraad, die niet eens zoveel te maken
heeft met vocale acrobatiek, als wel met de opgave in de lange melodiebogen de spanning en expressie
vast te houden, en met de abrupte dramatische sfeerwisselingen. Maar Margiono's inlevingsvermogen en
technisch gemak vaagden elke gedachte aan moeilijkheden volledig weg en lieten alleen ruimte over
voor de smartelijke, felle muziek. En voor bewondering.
© Frits van der Waa 2006