de Volkskrant van 4 april 1992, Kunst & Cultuur, bespreking
De evolutie van Ton de Leeuws denkbeelden
Als tweede deel in de reeks Bibliotheek Nederlandse Muziek is onlangs een boek verchenen over
componist Ton de Leeuw. Nee, dat is niet helemaal juist, want de helft is geschreven door De Leeuw
zelf. Herstel, het is juist een boek voor De Leeuw. Een cadeau, want hij is immers pas 65
geworden.
Over, door of voor De Leeuw? Dat zijn de drie gedachten waaruit redacteur Jurrien Sligter geen keus
heeft kunnen maken. Daardoor houdt Ton de Leeuw het midden tussen een echt boek en een
gebundelde collectie artikelen. Dat leest niet lekker. Ongeveer de helft van de bundel had weggelaten
kunnen worden, en dan was het een bescheiden, maar solide boek geweest.
Toch: een heel boek, gewijd aan één Nederlandse componist, voorzien van werkenlijst,
bibliografie en discografie, dat mag wel aan de balk. En voor zo'n boek komt Ton de Leeuw als een
van de eersten in aanmerking. Hij is immers de eminence grise van de Nederlandse componisten.
Bovendien is zijn muziek nauw verweven met zijn niet minder belangwekkende esthetische en
cultuur-filosofische denkbeelden, die hij heeft neergelegd in een aantal in dit boek opgenomen
artikelen.
In het middelpunt van De Leeuws denken staat de confrontatie tussen West en Oost, anders gezegd
tussen analytische en holistische levensbeschouwingen, of tussen materiële en spirituele waarden.
Vooral de toenemende muzikale vervlakking, in Oost én West, vervult hem met zorg.
In zijn stellingname als componist vinden we elementen uit de oosterse levenshouding: het besef
van de eenheid van alle dingen, het streven naar opheffing van tegenstellingen en naar opheffing van
het ego-bewustzijn. Maar hij is allerminst een zweverige goeroefiguur geworden, getuige de heldere
uiteenzetting van zijn eigen compositietechniek.
"Voor mij heeft het Oosten niet anders gefungeerd dan als katalysator voor een voornamelijk
westers en hedendaags ontwikkelingsproces", schrijft hij in het hier voor het eerst gepubliceerde
artikel Terug naar de bron. "Op een algemener plan heb ik dan ook meermalen gepleit voor een
visie waarin het accent ligt, niet op de classieke Oost-West tegenstelling, maar
op datgene wat beide werelden bindt, zowel in hun gemeenschappelijk bezit als in de bedreiging
daarvan, in de vorm van een geleidelijke uitholling die we evenzeer in het Westen als in het huidige
Azië kunnen waarnemen."
De eerste zes hoofdstukken van het boek zijn van de hand van De Leeuw zelf. Om de geleidelijke
evolutie van zijn denkbeelden te tonen is een keus gemaakt uit de vele artikelen die hij in de loop
van dertig jaar heeft geschreven. Hierbij doet zich het probleem voor dat hij een auteur is die
terdege rekening houdt met het publiek en het medium waarvoor hij schrijft op zichzelf beschouwd
een kwaliteit. De reisverslagen die hij in de jaren zestig optekende zijn uitstekend, althans voor
Mens en Melodie. Voor een boek als dit zijn ze te journalistiek van toon en te zeer verluchtigd
met pittoreske beschrijvingen. Zo is ook het daarop volgende hoofdstuk te nadrukkelijk gericht tot de
lezers van een Unesco-publikatie. Bovendien bevat het gedachten die kernachtiger verwoord zijn in de
volgende drie hoofdstukken.
In de tweede helft van het boek geven Rokus de Groot en redacteur Sligter interessante analyses van
de ruimtelijke en cyclische aspecten van De Leeuws muziek. Maar voordat de lezer daar is aangeland,
moet hij zich door veertig pagina's Festschrift heen graven.
Een Festschrift de cultuur bloeit vooral in Duitsland, vandaar de term is een
boek dat een persoon van verdienste wordt aangeboden bij het bereiken van de zes, zeven of acht
kruisjes. Zo'n boek bevat artikelen van vrienden, collega's, studenten. Doorgaans is de jubilaris
de enige die het hele boek leest; de anderen lezen hun eigen stukje, grasduinen wat, en dan kan het
de kast in. Goed, soms zit er een baanbrekend artikel bij, maar dat is een uitzondering.
Het is vooral dit aspect dat het boek parten speelt. Twee neuzelige hommage-artikeltjes
van de etnomusicologen William Malm en Tran Van Khê hebben met De Leeuw zelf hoegenaamd niets
te maken. Boeiender, maar erg uitvoerig is een bijdrage van psychiater Richard Hees, die de
verschillende functies van linker- en rechter-hersenhelft in verband brengt met de therapeutische
werking van muziek en de culturele tegenstellingen tussen Oost en West. Zijn artikel zet de denkbeelden
van De Leeuw in een breder perspectief, maar het blijft specialisten-voer.
De lezer van deze bundel moet hard werken voor hij de substantiële onderdelen uit de omringende
ballast heeft losgemaakt. En daarmee is het de vraag of deze uitgave wel in staat is "muziekliefhebbers
te stimuleren in hun belangstelling voor Nederlandse componisten". Dat is immers de doelstelling van de
Bibliotheek Nederlandse Muziek. Bijzonder aan de reeks is dat met elke uitgave een cd met muziek van de
betreffende componist(en) wordt uitgebracht op het label NM Classics.
Het eerder verschenen Zes vrouwelijke componisten, geredigeerd door Helen Metzelaar, was
een beduidend coherenter en genietbaar boek. Het onderwerp van het volgende deel is de briefwisseling
die Rudolf Escher en Peter Schat tussen 1958 en 1961 onderhielden. Daarna komen met boeken over Unico
Willem van Wassenaer, Willem de Fesch en Jan Pietersz. Sweelinck vroegere perioden uit Nederlands
muziekhistorie aan bod.
Jurrien Sligter (redactie): Ton de
Leeuw.
Centrum Nederlandse Muziek/Walburg Pers; f 39.50. ISBN 90 6011 756 5.
© Frits van der Waa 2006