Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 2 juli 1992, Kunst, recensie

Pas laat kwam het bij Vassily Sinaiski echt tot donder en bliksem

Mavra van Igor Stravinsky, en Jolanthe van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski, door het Residentie Orkest, Groot Omroepkoor en solisten o.l.v. Vassili Sinaiski. Concertgebouw, Amsterdam.

Voor het Residentie Orkest stond Vassili Sinaiski. Boven het Concertgebouw sloeg de donder een extra paukpartij. Maar echt bliksemen wilde het daarbinnen aanvankelijk niet, zodat het er even naar uit zag dat het slotconcert van het Holland Festival 1992 nogal gewoontjes zou uitvallen. En het was nog wel zo'n aardig programma, met twee zelden gespeelde operaatjes van Stravinsky en Tsjaikovski. Mavra en Jolanthe werden concertant uitgevoerd, en dat was geheel in stijl, want het was dit jaar bij uitstek het festival van de niet-aangeklede opera.

In Mavra vertelt Stravinsky het verhaal van de huzaar die, verkleed als dienstmeisje, bij zijn geliefde in huis weet te komen, maar betrapt wordt bij het scheren. Hoewel het een eenaktertje van nog geen half uur is, is het eigenlijk een knap lastig stuk. Het zet meteen hoog in, en dendert op volle toeren, ononderbroken door tussenspelen of rustpunten, door tot het eind. Noem het maar plateau-muziek. De sjeu moet dus helemaal komen van een scherpe detaillering in het orkest en van een welbespraakte interpretatie bij de zangers. Hoewel ieder zijn best deed wilde het niet werkelijk spetteren.

Tsjaikovski's Jolanthe, precies een eeuw geleden gecomponeerd, wordt zelden gespeeld. Behalve door de onhandige lengte (anderhalf uur) komt dat vast ook door het saaie begin, waarin uitgelegd moet worden waarom de blinde sprookjesprinses Jolanthe alleen genezen kan worden als ze het zelf wil, wat ze niet kan willen, omdat haar vader haar nooit heeft laten willen weten dat ze blind is.

Dat is inderdaad een beetje ingewikkeld. Maar als die scenaristische requisieten eenmaal in stelling gebracht zijn blijkt het een vruchtbare plot, die de componist de gelegenheid biedt tal van gevoelschakeringen in muziek te schilderen. Dat kon Tsjaikovski. De muziek van Jolanthe is zelden heftig en overwegend transparant van toonzetting. De verklankingen van droefenis, mededogen, liefde en geluk zijn er niet minder indringend om. Vooral de passage voor het slot die laat horen wat Jolanthe voelt wanneer ze voor het eerst kan zien – betovering, duizeling, angst en geluk dooreen, is onovertroffen.

Het moment dat de sprookjesprins het verhaal binnenloopt om de oplossing te brengen was ook het moment dat Sinaiski eindelijk het conservenblik met Russische, pardon, Gossische tenoren en bassen wijd open kon zetten, en waarop er een schitterende fusie tussen dirigent, koor, orkest en het tiental zangers tot stand kwam.

Wel viel het nu des te sterker op dat de Armeense sopraan Araxia Davtian, die in beide opera's de hoofdrol zong, als interpreet niet veel te berde heeft te brengen. Haar landgenoot, sprookjesprins Gegam Grigorian, een tenor die bij wijze van spreken alle Pavarotti's in zijn zak kan steken, compenseerde Davtians beperkingen ruimschoots, met zijn warmbloedige en welbespraakte vertolking. De stentorstemmen van Mikhail Kit (koning) en Valeri Alexejev (hertog) kwamen nauwelijks minder vorstelijk voor de dag, terwijl op het tweede plan vooral Oleg Malikov en Birgit Remmert gunstig opvielen.

Vassili Sinaiski streeft er blijkbaar naar de wederzijdse verstandhouding met zijn muzikanten niet zozeer met kracht af te dwingen, als wel om haar gaandeweg te laten groeien. Hij nam de tijd om de touwtjes stevig in handen te krijgen, maar toen het eenmaal zo ver was, wist hij het Residentie Orkest dan ook te verleiden tot het vertonen van de grootse prestaties die dit orkest wel degelijk in zijn mars heeft, zij het meestal ergens onderin.

Of Sinaiski voor het Nederlands Philharmonisch Orkest, waar hij volgend seizoen als vaste gastdirigent aantreedt, werkelijk de prins op het witte paard zal worden staat nog te bezien. Het Holland Festival heeft hij in elk geval een happy end bezorgd.


© Frits van der Waa 2006