Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 4 september 1992, Kunst, recensie

De Waart opent Mahler-cyclus met van kracht zinderende Derde

Derde Symfonie van Gustav Mahler, door het Radio Filharmonisch Orkest, Waltraud Meier, Groot Omroep Vrouwenkoor en jongenskoor van de St. Bavo o.l.v. Edo de Waart. Muziekcentrum, Enschede. Herhaling: Amsterdam, 5 september.

Terwijl in Eindhoven een nieuwe concertzaal werd ingewijd met Mahlers Derde Symfonie, kwam vrijwel simultaan hetzelfde, avondvullende muziekstuk tot klinken in Enschede.

Daar fungeerde het werk, in een bezielde uitvoering van het Radio Filharmonisch Orkest onder Edo de Waart, als een opening. Niet van een gebouw – het Enschedese Muziekcentrum staat er al drie jaar – maar van de imponerende cyclus Rondom Mahler.

Het is een plannetje van De Waart en Jan Zekveld, de chef van de VARA-Matinee. In de loop van de komende drie jaar zullen in het Amsterdamse Concertgebouw al Mahlers symfonische composities worden uitgevoerd, met uitzaaiingen in Utrecht, Enschede en Rotterdam. De Waart zelf neemt een aantal symfonieën voor zijn rekening, maar ook Mahler-expert Bernard Haitink is gevraagd zijn steentje bij te dragen. In december dirigeert hij de Zevende bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest.

Maar vanzelfsprekend doet de VARA meer dan simpelweg alle Mahler-symfonieën en -liedercycli op een rijtje zetten. Vindingrijke combinaties met werk van tijdgenoten moeten het juiste muziekhistorisch perspectief verschaffen. Bovendien wordt de lijn naar het heden doorgetrokken, aan de hand van verscheidene nieuwe composities. De agenda vermeldt opdrachten aan Peter Schat, Joep Straesser, Ron Ford en Wolfgang Rihm. Hun muziek zal wel niet rechtstreeks met die van Mahler te maken hebben. Maar een indirect verband zal er zeker zijn, want van de schokgolf die Mahlers muziek teweeg heeft gebracht zijn de trillingen tot op de dag van vandaag voelbaar.

Dat zit hem dan eerder in dingen als instrumentatie of vormprincipes dan in de muzikale expressie, want Mahler had geen epigonen. Niet alleen vormt zijn oeuvre de zwanezang van de Romantische periode maar bovenal is de mededeling van zijn muziek daarvoor te persoonlijk. Mahler verhief in zijn muziek zijn eigen, innerlijke turbulentie tot een universele zoektocht, die van de mensheid. Zijn muziek moet beluisterd worden als een mengeling van psychologisch drama en filosofische queeste, anders is er geen touw aan vast te knopen.

Vergeleken met Bernard Haitink die daarbij, waarschijnlijk als geen ander, evenzeer zijn eigen emoties in de waagschaal durft te gooien is De Waart kordater en nuchterder. Maar ook hij slaagt er in Mahlers muziek dat allesabsorberende aura te verlenen.

Al in het eerste deel, met zijn nerveuze, welhaast manische afwisseling van muzikale gestalten, bedwong De Waart, spiedend, de chaos die daar voortdurend op de loer ligt. Anderhalf uur later, in het langzame slotdeel, waren de rollen omgedraaid; daar haalde hij de sluimerende schizofrenie juist naar de oppervlakte.

De vier tussendelen zijn korter en minder complex, al deelt Mahler ook temidden van schijnbaar vredige en onbezoedelde klankwerelden nog venijnige speldeprikken, soms zelfs oorvegen uit. Hier was nog scherper waarneembaar hoe De Waart tempo en kleur uitbalanceert in een spel van zinderende lijnen en nu eens bevallige, dan weer sardonische articulaties. In het vierde en vijfde deel sloot de Duitse mezzo Waltraud Meier zich daar volledig bij aan, niet alleen door haar indringende voordracht, maar vooral door de intensiteit en het zonodig bijna instrumentale timbre van haar stem.

Het was een bondig – maar daarom niet minder illuster –Nederlands debuut voor Meier, die al jaren faam geniet, in het bijzonder als Wagner-zangeres. Maar ook op de prestaties van het orkest en de beide koren viel niets af te dingen.

En hoeveel kracht De Waart bij wijlen ook ontketende, de zaal van het Enschedese muziekcentrum bleek er voortreffelijk op berekend. Alle details komen er onverbloemd tot hun recht, en toch blijft het klankbeeld versmolten.

Het is een akoestiek die niets verbloemt, maar daardoor de superieure klankkwaliteiten van deze uitvoering alleen maar benadrukte. Dat de Posthoorn in het derde deel niet aus weiter Ferne, maar vanuit een zijdeurtje moet opereren, is in dat licht een te verwaarlozen nadeel.


© Frits van der Waa 2006