Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 7 september 1992, Kunst, recensie

Ruime aandacht voor Spaanse en Zuidduitse barok

Oude muziek wemelt van vindingrijke combinaties

AMSTERDAM – Het elfde Festival Oude Muziek Utrecht heeft in tien dagen tijd meer dan 61.000 bezoekers getrokken. Ook voor de concerten met niet-Westerse muziek was veel belangstelling. Dit onderdeel, dit jaar geïntroduceerd als uitbreiding van het thema verhalen op muziek, wordt een vast element in komende festivals.

Dit jaar schonk het festival ruime aandacht aan muziek van het Iberisch schiereiland, de harp en de Zuidduitse barok. Wat dat in muzikaal opzicht opgeleverd heeft kan slechts aan de hand van steekproeven beoordeeld worden. Utrecht is nu eenmaal het festival van het onvervulde verlangen. Menig festivalganger moet er tegenop zijn gelopen dat een mens met geen mogelijkheid op twee plaatsen tegelijk kan zijn. En de ware oude-muziekfanaat moet zelfs blootgestaan hebben aan het risico van ondervoeding en slaaptekort.

Niet dat het nou nodig was om voortdurend wakker te blijven. Tartini en Biber waren kundige componisten, maar de hoogtepunten in hun werk zijn schaars. Drie Tartini's achter elkaar is te veel, vooral wanneer ze zo gladjes en routineus gespeeld worden als violiste Chiara Banchini en haar strijkorkest Ensemble 415 dat zaterdag deden. Het gebrek aan vaart leidde vervolgens, in een overigens geestig celloconcert van Boccherini, tot bijna openlijke conflicten met solist Roel Dieltiens.

Overigens liet Banchini de volgende dag horen dat het kernkwintet van haar ensemble wel degelijk spel met vuur en vaart weet te leveren. Maar Boccherini gaat in zijn late strijkkwintetten dan ook met een aanstekelijke speelsheid te werk. Drie van zulke stukken, dat is geen bezoeking, maar een tractatie.

De matheid (nogmaals: het blijft een steekproef) sloeg eigenlijk alleen toe in de sector van de barokmuziek. De verklaring is waarschijnlijk dat in dit repertoire de room inmiddels goeddeels van de melk is geschept.

Het festival heeft niet weer een rondje langs Bach, Monteverdi, Lully en Rameau willen maken. Dat is een artistiek verantwoord besluit, net als de keus om nieuwe gezelschappen naar het festival te halen. Maar daarbij speelt ook een zakelijke factor een rol, want de topensembles worden steeds beroemder en dus steeds duurder.

Zo is, althans wat de barok aangaat, het pad naar de geniaal gecomponeerde en meesterlijk uitgevoerde muziek ten dele geblokkeerd. Het Spanje-thema heeft hier weinig soelaas kunnen bieden omdat de Spaanse barokmuziek in tegenstelling tot de muziek uit andere periodes bijzonder weinig eigen signatuur vertoont.

Toch was het geen verloren jaar voor het barokrepertoire. Bij de vele orgelconcerten is, onder andere aan de hand van Muffat, Froberger en Pachelbel, aangetoond dat Bachs orgelmuziek bepaald niet uit de lucht is komen vallen. En figuren als johann Rosenmüller of Johann Joseph Fux verdienen meer dan alleen een plaatsje in de muziekencyclopedie.

Fux' oratorium La deposizione dalla croce bevat weelderige, dikwijls verrassend frisse muziek. Weliswaar liet de Wiener Akademie een wat broos geluid horen, en zijn het geweeklaag en de godvruchtige bespiegelingen rond het Kruis uitgesproken eenzijdig, maar dankzij de sobere, subtiele enscenering en de fraai zingende solisten bleef het stuk toch boeien. Als het over muziektheater gaat ligt de toekomst van het Festival Oude Muziek onmiskenbaar eerder in aangeklede kerk-drama's van dit type dan in dikwijls riskante operaprodukties. Of misschien wel in wajangvoorstellingen.

Mag in de barokmuziek het neusje van de zalm versnoept zijn, het repertoire uit Renaissance en Middeleeuwen daarentegen lijkt nog steeds een onuitputtelijke schatkamer. Zo wijdde Pomerium Musices, een van de vooraanstaan de vocale ensembles uit Amerika, een fascinerend programma aan muziek van de vijftiende-eeuwer Antoine Busnois. In tegenstelling tot de barokmuziek is deze muziek aan de buitenkant weinig gevarieerd, maar inwendig wemelt de textuur van vindingrijke ritmische en melodische combinaties. Het krachtige, onopgesmukte geluid van Pomerium Musices maakt dat die rijkdom onversluierd naar voren komt.

Ook de Spaanse muziek beleefde een bloei in de Renaissance, waarbij de diverse componisten de gangbare idiomen, verrijkten met allerlei ritmische eigenaardigheden. Met uitzondering van het gevierde Hesperion XX benaderen de Spaanse ensembles uit de steekproefde oude muziek nog wat over-eerbiedig.

Twee concerten met muziek uit de Cantigas de Santa Maria, de omvangrijke muziekverzameling die de Spaanse koning Alfonso X in de dertiende eeuw bijeenbracht, toonden aan hoe de visies op deze muziek uiteenlopen. Dat er bij deze muziek geïmproviseerd werd staat vast, maar hoe? Het ensemble Sinfonye ontleent elementen aan de volksmuziek. Door liggende bourdon-tonen, nasale zang, en pulserend tromgeroffel krijgen de Cantigas een uitgesproken aards karakter.

De interpretatie die sopraan Helena Afonso en vedelspeelster Margriet Tindemans gaven van één enkele 56 strofen tellende Cantiga was hoofser en meer gecultiveerd. Hoewel de uitvoering bijna een uur in beslag nam bleef ze boeien, door de grote flexibiliteit waarmee de twee muzikantes de muziek modelleerden naar de inhoud van de tekst. Dat aspect – het voordragen – komt bij de deinende dames van Sinfonye amper aan bod, en dat is niet helemaal bevredigend. Maar de keurige, beschaafde Liederabend van Tindemans en Afonso is dat evenmin.

De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Gevonden zal ze nooit worden. Maar gezocht zal er moeten blijven worden. En daarop kan het Festival Oude Muziek nog heel lang voort.


© Frits van der Waa 2006