de Volkskrant van 19 oktober 1992, Kunst, recensie
Het Trio brengt Verbey en andere premières
Gehlhaar, Vivier, Yun, Brophy, Lindwall, Carter, Solbiati en Verbey, door Het Trio. Concertgebouw,
Amsterdam.
Première van Verbey in Donaueschingen. Première van Verbey in de Kleine Zaal in
Amsterdam. Het woord wereldpremière, dat in nieuwe-muziekkringen veel gebezigd, zeg
maar gerust misbruikt wordt, klinkt triomfantelijk, maar voor kenners heeft het ook iets wanhopigs. Die
weten namelijk dat het daarbij dikwijls niet alleen om de eerste, maar ook om de laatste uitvoering ter
wereld gaat. De meeste wereldpremières verdwijnen als vuurpijlen in het duister van de nacht.
Maar als je er genoeg afsteekt zijn er natuurlijk altijd een paar bij die wel afgaan en hun
zelfvermenigvuldigende vonkenregens over de aarde uitsproeien.
Basklarinettist Harry Sparnaay, fluitist Harrie Starreveld en pianist René Eckhardt, drie
duivelse speelbeesten die samen Het Trio vormen, hebben in de afgelopen tien jaar heel wat vuurwerk
afgestoken en niet zonder succes. Daarvan getuigde het concert waarmee het ensemble zaterdag de
Rondom-serie van de Stichting Kamermuziek Amsterdam opende en dat als motto Rondom de wereld
meekreeg. De negen stukken, waaronder verscheidene wereld- en Nederlandse premières, waren
afkomstig uit acht verschillende landen, van Australië tot Zweden.
Niet alleen vormde het geheel een fraaie staalkaart van de uiteenlopende stijlen en esthetieken
die je aantreft in de hedendaagse muziek, maar daarnaast verried elk werk duidelijk de eigen, soms
verrassend eigen signatuur van de componist.
Het Nederlandse componistendom was vertegenwoordigd met Contractie van Theo Verbey, een
stuk dat al eerder door Het Trio is uitgevoerd, maar door de componist verbeterd is, onder andere door
de gewone dwarsfluit te vervangen door een altfluit. Contractie is een bijzonder goed gemaakt
stuk, dat ondanks een dissonerend klankgemiddelde voortdurend open en helder blijft klinken. In een
opwindend, pulserend ritmisch netwerk, waarvan de noten voortdurend van het ene instrument naar het
andere verhuizen, weet Verbey pregnante kernmotieven, aanloopfiguren, en tegendraads swingende
baslijnen dooreen te vlechten en toch scherp tegen elkaar af te zetten.
Vergeleken met het spitsvondige idioom van Verbey maakte dat van Rolf Gehlhaars G.U.T.E. een
wat naïeve indruk, maar het klinkt uitstekend. De componist verkent in een geleidelijke
ontwikkeling de mogelijkheden van steeds wijdere intervallen en bereikt een hoogtepunt in een
welluidend klokgebeier vol kwinten en kwarten.
Hoewel Helium van de Zweed Christer Lindwall een heftig neo-complex werk is, schuilen onder
de cactus-achtige buitenkant toch fraaie drieklanken en zelfs een zekere weemoed. Niet minder
eigenzinnig is Am Fuss des Gebirgs van Alessandro Solbiati, een speels stuk met een
on-Italiaanse directheid. De opbouw een handvol niet of nauwelijks met elkaar verwante
deel-muzieken is fragmentarisch, maar toch dramatisch, vooral dankzij de vredige,
allesverzoenende slotsectie.
Vermeldenswaardig is ook de fluitsolo Scrivo in vento, waarin Elliott Carter lyrische en
motorische segmenten eerst haaks op elkaar zet, om ze dan uiterst geraffineerd in elkaar te laten
vervloeien. Met dit stuk bewijst Carter eens te meer zijn grootheid, want het is maar weinig
componisten vergund een goed stuk voor solofluit te schrijven.
Maar ook de overige stukken in dit programma verdienen geen bestaan als eendagsvlieg. Het probleem
is evenwel dat Het Trio enig in zijn soort is, zij het niet door de combinatie van instrumenten,
dan toch zeker door de scherpschutters-kwaliteiten van de musici. Daardoor is het voor hen nagenoeg
onmogelijk om het uitvoeren van nieuwe composities in evenwicht te brengen met het in repertoire
houden van goede stukken. En daardoor zullen er wereldpremières blijven die als kistjes
tomaten doorgedraaid moeten worden.
© Frits van der Waa 2006