Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 30 oktober 1992, Kunst, recensie

Fascinerende klaagzangen in een Egyptisch tempeltje

Klaagzangen van Jeremia uit de Renaissance, door het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Paul van Nevel. Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden. Herhaling: Breda (30/10), Amsterdam (31/10), Beek-Ubbergen (1/11).

In 586 voor Christus werd Jerusalem verwoest. De bevolking werd in ballingschap naar Babylon gevoerd. Daar ontstond de tekst waarin hun lot beweend wordt en die we nu kennen als de Klaagzangen van Jeremia. Je hoeft geen schriftgeleerde te zijn om dit bijbelboek te begrijpen en om te zien dat dit tevens het verhaal is van alle bewoners van alle steden die ooit in puin gelegd zijn en dat nu nog steeds worden. Er is in 2500 jaar weinig veranderd in de wereld, en dat is een wrange gedachte.

Maar dat is niet de enige dimensie van het indrukwekkende Klaagzangen-programma dat het Nederlands Kamerkoor deze week brengt. Want in de kerkelijke liturgie nam het reciteren van de Klaagliederen een speciale plaats in. Dat gebeurde in de drie dagen voor Pasen, de donkerste periode van het kerkelijk jaar. Daarmee kregen de toch al pregnante teksten een extra betekenis. En bovendien een melodische gestalte. Op basis van die Gregoriaanse melodieën begonnen componisten vanaf de vijftiende eeuw ook meerstemmige versies van de lamentaties te schrijven.

Paul van Nevel, spiritueel speurder, dirigent en explicateur, heeft meer dan 200 van zulke composities verzameld en brengt daarvan nu vier ten gehore met het Nederlands Kamerkoor. Het is een fascinerend programma, niet alleen dankzij de onvolprezen kwaliteiten van het koor of omdat het in twee uur tijd twee eeuwen muziekgeschiedenis samenvat, maar vooral doordat de meerstemmige lamentaties tot het puikje van de renaissance-muziek horen. Dat heeft ook weer te maken met het bijzondere raamwerk dat de lamentatie-teksten de componisten boden. In de Latijnse bijbelvertaling, de Vulgaat, wordt namelijk elk vers van de Klaagzangen voorafgegaan door een Hebreeuwse letter: Aleph, Beth, Gimel, enzovoort. En ook die letters werden op muziek gezet.

Die, uiteraard bondige, secties zijn samengebalde staaltjes van abstracte componeerkunst; in de muziek van de daaropvolgende verzen gaat het daarentegen juist om de tekstexpressie. En elke componist koos weer andere lamentatie-teksten. Zo delen alle lamentatiecomposities een curieuze, maar effectieve kettingstructuur.

Het eerste werk in het concert, een anonieme Spaanse lamentatie van omstreeks 14S0, klonk op uit het oude Egyptische steentempeltje dat het middelpunt vormt van de Taffeh-zaal in het Leidse Museum voor Oudheden. Het bouwwerk onderstreepte niet alleen het rituele karakter van de muziek, maar ook de nauwelijks opgesmukte textuur van de samenklanken.

Bloemrijker zijn de twee zestiende-eeuwse lamentaties in dit programma. De Jeremia-klaagzang van de Italiaan Tiburtio Massaino (een wereldpremière) maakte, hoewel geraffineerd en subtiel, minder indruk dan de hecht opeengepakte en voortdurend van samenstelling wisselende meerstemmigheid in die van Thomas Crecquillon.

Van Nevel had een van zijn speciale snoepjes voor het laatst bewaard: een achtstemmige lamentatie van de Portugees João Laurenço Rebelo uit 1657. Het stuk is een meesterwerk, met zijn akkoordpracht en zijn exploratie van muzikale technieken. Dat zulke wonderschone muziek zijn oorsprong heeft in oorlog en verwoesting blijft een wrange gedachte. Maar omgekeerd schuilt er ook een zekere troost in.


© Frits van der Waa 2006