de Volkskrant van 31 oktober 1992, Kunst, recensie
Imponerend concert van Jessye Norman
Wagner en Mahler door het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Jessye Norman en Michael Sylvester
o.l.v. Edo de Waart. Concertgebouw, Amsterdam.
Ze wordt vereerd als een koningin, als een godin zelfs, en haar verschijning geeft daar ook
alle aanleiding toe, maar in wezen is Jessye Norman een priesteres. Al is ze de opper-celebrante in de
ritus die concert heet, ze stelt zich volledig in dienst van de muziek. Dat is ware grootheid.
Donderdag prijkte de majestueuze gestalte van de 47-jarige zangeres, gehuld in een naar verhouding
slank afkledende diepbruine sleepjurk vol gouden bladmotieven, opnieuw op het grote podium van 's
lands muziektempel.
Norman offerde aan Mahler en zijn Lied von der Erde. Het publiek offerde aan Norman.
Ovaties, applaus, hele bloembedden stegen op naar het podium. De Amerikaanse tenor Michael Sylvester,
dirigent Edo de Waart en het Rotterdams Philharmonisch Orkest deelden mee in de eer, en die hadden ze
verdiend. De Waart was te gast bij het gezelschap dat hij van 1967 tot 1977 aanvoerde. Hoewel niet
alleen de dirigent, maar ook het orkest sedertdien enorm aan vermogen gewonnen heeft zijn ze niet
uit elkaar gegroeid. Integendeel: al in het voorprogramma, Wagners Siegfried-Idyll bewezen
hoofd en ledematen van het orkest hun vrijwel volstrekte eendracht en hun grote wendbaarheid.
Het is pech voor het Rotterdams Philharmonisch dat zich, juist nu het orkest het Concertgebouworkest
naar de kroon begint te steken, bestuurlijke en artistieke problemen aandienen. Het orkest was al op
zoek naar een nieuwe vaste gastdirigent, want in tegenstelling tot wat ik enkele dagen geleden beweerde
is het contract met Valeri Gergjev afgelopen. En nu directeur Wendela Sandberg eergisteren na een
vertrouwenscrisis haar ontslag heeft aangeboden moet er ook ergens een nieuwe directeur opgesnord
worden. Bovendien is er twijfel gerezen over de verdiensten van chefdirigent Jeffrey Tate.
Het belette de blazers niet om de taterende trillers waarmee Das Trinklied vom Jammer der Erde
inzet, te laten klinken als de wrange spotlach die Mahler hier ongetwijfeld bedoeld heeft. Michael
Sylvester, ingevallen voor een zieke Vinson Cole, kon zich in het geweld nog net staande houden. Daarna
bleek hij, hoewel in het bezit van een fraaie, krachtige stem met een toereikende omvang, weinig meer
met Mahler uit te richten dan domweg de noten zingen. Dat is trouwens ook niet niks.
Norman is vermaard om haar rijkgeschakeerde, noot voor noot op expressie gerichte interpretatie, en
ze stelde geenszins teleur, al vielen een paar tonen iets te laag uit. Maar haar versmolten voordracht
in Der Einsame in Herbst, haar schildering van de tomeloze paardenrit die de idylle van Von der
Schönheit verstoort, en vooral de rust die ze in het slotlied, Der Abschied, aan de
enorme spanningsbogen verleende, waren imponerend.
Een ideale uitvoering van Das Lied van der Erde werd het echter niet. De Waart is geweldig in
het uitlichten van de klankscherven die bij de grote erupties rondspatten, maar het clair-obscur
van de dromerige, uitgesponnen passages komt vaak iets te droog onder zijn handen vandaan. En in het
slotdeel, de hoeksteen van het werk, slaagde bovendien hij noch Norman er de muziek haar uiterste
diepgang te ontwringen. Halverwege deden zich zelfs concentratiestoornissen voor, omdat een paar
concertbezoekers telkens wanneer de verstilling bijna compleet was, blijk gaven van hun verkoudheid.
Maar dat zijn slechs kanttekeningen.
Want waar het om ging, en waar iedereen voor kwam, was de Stem, die geweldige, soepele stem, die alles
tussen je oren in beweging brengt.
© Frits van der Waa 2006