de Volkskrant van 20 november 1992, Kunst, recensie
Mondriaan-stuk stijgt uit boven minimalistische macramé uit Polen
Musica Polonica Nova: Szymanski, Bruzdowicz, Krzanowski, Kapuscynski en Wielecki. De IJsbreker,
Amsterdam.
Daar zitten we dan weer in een halflege zaal: het eerste concert in de Festivalserie van de IJsbreker,
waar Nederlandse musici van naam en faam hun krachten verspillen aan Poolse pulpmuziek.
Weliswaar is het programma wegens zieke muzikanten enigszins omgegooid, maar toch wekt het de indruk
dat het niet zo best gaat met de moderne muziek in Polen. En Polen was nog wel het land waar meer dan
in enig ander voormalig Oostblokland sprake was van een internationaal georiënteerd muziekleven.
Goed, wat er geschreven werd was doorgaans van een degelijk avantgarde-gehalte: het soort
muziek dat componist Peter Schat jubelend ten grave gedragen heeft als Koude-Oorlogsmuziek.
Dat is dan passé. Maar de koude kermis waar de Nieuwe Wereldorde toe geleid heeft heeft ook
het Poolse muziekleven niet onberoerd gelaten. Er is geen geld meer voor nieuwe muziek, en wat erger
is het publiek, dat destijds zijn concertbezoek zag als een daad van oppositie, blijft weg.
Geef ze eens ongelijk. Voorzover er iets opvalt aan het werk van Pawel Szymanski, Joanna Bruzdowicz
of Tadeusz' Wielecki minimalistisch macramé, gekwispel door enigszins opgerekte
toonsoorten, en futloos muziektheater is het een vrij hoge sulligheidsgraad. Iets intrigerender
zijn de spanningsbogen in Relief IV van Andrzej Krzanowski, maar dat is mede te danken aan
sopraan Ilse van de Kasteelen en buisklokspeler Johan Faber.
Videobandje
Maar dan gebeurt er iets geweldigs. Er wordt een videobandje vertoond. Mondriaan Variations
van de 28-jarige Jaroslaw Kapuscynski duurt tien minuten, tien ongelooflijke minuten, waarvoor ik
zonder aarzelen heel Polen en het complete werk van Wagner cadeau zou doen.
Het begint zo simpel, met een witte rechthoek en geroezemoes. Tsjak, er schuift een liggende zwarte
lijn over het doek. Tsjak, nog een, nu verticaal. Tsjak, tsjak, tsjak, er vormen zich bewegende
rechthoeken. Ze groeien, krimpen en plotseling verschijnt er ook kleur: rode en gele blokjes
verschijnen en verdwijnen, geaccentueerd door een drilboorgeluid. Dan stolt de beweging van lijn en
kleur opeens tot een schilderij van Mondriaan. Compositie met geel en rood, 1924.
Zo gaat Kapuscynski verder, rap en meedogenloos. Hij ontleedt de beeldtaal van Mondriaan, vertaalt
kleuren in akkoorden, bouwt er een eigen stuk mee, maar legt tegelijkertijd bloot wat de essenties zijn
van De Stijl: hoe massa, verhouding, dynamiek, gewicht het platte vlak in beweging brengen, en zelfs
tot de illusie van ruimte en perspectief kunnen leiden.
Al zijn de geluidsingrediënten van zijn muziek strikt gekoppeld aan wat er in beeld verschijnt,
toch is de soundtrack, die naarmate de compositie vordert steeds meer de 'echte' muziek nadert,
net zo uitgekiend. Deze Mondriaan Variations laten niet alleen zien wat kunst is, ze zijn
bovendien een voorbeeld van wat kunst hoort te zijn (maar zo zelden is): diepgravend, scherpzinnig,
gedisciplineerd en nog geestig ook
Als het stuk zijn eindpunt bereikt heeft in Broadway Boogie-Woogie (opstoppingen van nijdig
toeterende blokjes in een felgekleurd stratenplan met tingelpiano) leidt de opwinding tot
verontwaardiging. Want wat doet dit briljante werkstuk in een halflege zaal? Ontdekt worden, hopelijk.
Hier ligt een mooie taak voor Rudi Fuchs, want deze video hoort permanent te zien te zijn in het
Stedelijk Museum. Hij hoort op de televisie iedereen moet dit zien!
© Frits van der Waa 2006