de Volkskrant van 27 november 1992, Kunst, recensie
Brautigam is sprankelend op fortepiano
Mozart en Beethoven, door Ronald Brautigam. Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Ronald Brautigam stond altijd al bekend als een pianist die erg mooi Mozart kon spelen, maar zelf was
hij niet tevreden. Hij vond zijn ideale Mozart pas door te rade te gaan bij een ander instrument: een
laat-achttiende-eeuwse fortepiano, of althans een kopie naar een instrument uit 1785, twee jaar geleden
gebouwd door Paul McNulty.
Het aardige is dat de 38-jarige Brautigam, die begin dit jaar voor het eerst zijn opwachting maakte
in de prestigieuze Serie Meesterpianisten, met zijn fortepiano-optredens een uitstapje heeft gemaakt
naar een heel ander concertcircuit: dat van het Netwerk voor Oude Muziek.
Dat is bijzonder. Er mogen al veel groten uit de oude-muzieksector hogerop zijn geraakt door met de
traditionele orkesten te gaan werken, het omgekeerde is nog maar zelden vertoond. De oude muziek mag
blij zijn met een pleitbezorger als Brautigam, die zich niet verheven acht boven podia als het Kasteel
in Helmond of de Lutherse Kerk in Woerden.
Het Utrechtse optreden waarmee hij woensdag zijn toerneetje besloot was één
overtuigend pleidooi voor de stelling dat elke pianist die zichzelf én Mozart én
Beethoven respecteert zijn opvattingen op zijn minst dient te toetsen aan de klankkwaliteiten van
de fortepiano.
Mozart op een Steinway: ja het kan, maar het beroemde tinkel-toucher, waar menige pianist
vergeefs naar streeft, dat krijg je op een fortepiano min of meer cadeau. Octaafsprongen op de
fortepiano zijn een openbaring: geen vulling, maar een klankcontrast, alsof twee instrumenten elkaar
afwisselen. Toonladders worden regenbogen; en akkoorden vooral de lage zijn niet langer
geluidsklonten in familieverpakking, maar transparante stapeltjes tonen.
Nu is er natuurlijk wel een interpreet van Brautigams kaliber voor nodig om die muzikale voordelen
ook werkelijk uit te buiten. Daarbij mag niet onvermeld blijven dat de McNulty een pracht-instrument
is.
Brautigam had zijn programma fraai opgebouwd, als een geleidelijk dieper gravend tochtje langs
sonates en variatie-werken van Beethoven en Mozart. Het opende met Mozarts op Bach geïnspireerde,
haast klavecinistisch gedachte Suite KV 399, en culmineerde in de Waldmädchen-variaties,
waar de jonge Beethoven al meer uit het instrument probeert te halen dan er in zit.
De Mozart van Brautigam heeft meer gezichten dan we gewend zijn. Het geniale gelukskind is er, maar
ook het spottende lefgozertje, en de soms agressieve redenaar. Brautigam zelf straalde bovenal rust
uit, volledig verdiept in de sprankelende, perfect gearticuleerde lijnen en figuren waarin hij telkens
weer wonderbaarlijke en onvermoede licht-en schaduwplekjes onthulde.
© Frits van der Waa 2006