de Volkskrant van 2 januari 1993, Kunst, recensie
Nieuwjaarsmatinee met oliedrum, braadpannen en een watertrom
Een nerveus pulserende maalstroom
Becker, Cowell, Brant, Russel en Antheil, door Schönberg Ensemble en Slagwerkgroep Den Haag
o.l.v. Reinbert de Leeuw. Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Herhaling: Amsterdam (2/1), Utrecht (3/1)
en Enschede (7/1).
Met ingrediënten als een oliedrum, braadpannen, een watertrom en een koppel elektrische
schellen kan een nieuwjaarsconcert al bijna niet meer stuk, al was het een lichte teleurstelling
dat de vliegtuigpropeller werd vertolkt door een sampler. Toch was het verschaffen van
vakantievermaak zeker niet de enige bedoeling van dirigent Reinbert de Leeuw.
Het kerstvakantie-programma van het Schönberg Ensemble en de Slagwerkgroep Den Haag was
tevens de tweede aflevering van een driedelige concertserie rondom Amerikaanse muziek. Dat thema
werd afgelopen november ingeleid met De Materie van (veelbetekenend) de Nederlander Louis
Andriessen. Het derde programma, later deze maand, is gewijd aan John Adams (vooral bekend als
componist van de opera Nixon in China).
Vier van de vijf composities in de Haagse nieuwjaarsmatinee stamden uit de jaren twintig en
dertig, de periode waarin slagwerk-instrumenten voor het eerst als muzikale hoofdrolspelers werden
ingezet. Dat gebeurde vooral in Amerika, het land waar vele componisten, op zoek naar een eigen
toontaal, nieuwe middelen niet schuwden. Overigens waren die middelen zelf niet altijd nieuw, want
ze leenden veel uit de jazz en de niet-westerse muziek.
Zo ging William Russel voor zijn Ogou Badagri te rade bij de Haïtiaanse
voodoo-trommelaars, en putte John J. Becker uit de Afrikaanse muziek, wat goed te horen is aan
de opzwepende opstapeling van verschillende ritmische lagen in zijn The Abongo uit 1932.
Veel oorspronkelijker zijn de wonderlijke klankmengsels vol microtonen die Henry Cowell in
zijn uiterst beknopte Ostinato Pianissimo ontvouwt - al een voorafschaduwing van het zich
onbevangen, bijna naïef openstellen voor alle mogelijke geluiden, dat later door toedoen van
John Cage de kwintessens van de Amerikaanse muziektraditie zou worden.
In die traditie past ook de 79-jarige Henry Brant, die in eigen persoon de piano-partij van
zijn veertig jaar geleden gecomponeerde slagwerk-symfonie Origins uitvoerde. Origins
is een stuk vol troebele woelingen en frappante vondsten, zoals de merkwaardige samenzang van pauken
en lage marimba. Maar het hoogtepunt van het concert was George Antheils geruchtmakende
Ballet mécanique uit 1925. Het was de eerste uitvoering sinds Reinbert de Leeuw het stuk
ruim vijftien jaar geleden in Nederland introduceerde.
Antheils Ballet, gecomponeerd in Parijs, is vooral Amerikaans in zijn brutaliteit. Het is
tegelijkertijd Europees: een geniale fusie van Stravinsky's ritmische vernieuwingen en
montage-technieken, de industriële geraas-muziek van de Italiaanse bruitisten, en de
Latijnse opgewektheid van Milhaud en Poulenc.
De Leeuw handhaaft opnieuw een feilloze synchroniciteit tussen vier piano's, twee xylofoons en een
batterij slagwerk, waaronder de gesamplede vliegtuigpropeller, en stuwt de nerveus pulserende
maalstroom vol bruuske tempowisselingen voort tot het punt waar de muziek je letterlijk in
stukken en brokken om de oren vliegt.
© Frits van der Waa 2006