de Volkskrant van 28 mei 1993, Kunst, recensie
Schiff jaagt Vivaldi's winden tot storm op
Vivaldi, Geminiani, Fiocco en Bach, door Heinrich Schiff, Ton Koopman en Jaap ter Linden. Concertgebouw, Amsterdam.
Eigenlijk kan het niet: kamermuziek in een zaal die voor orkest bedoeld is. Maar
waar laat je anders die tweeduizend toehoorders? Ondanks zijn manmoedige pogingen
slaagde meestercellist Heinrich Schiff er woensdag niet werkelijk in om de gestileerde
wervelwinden waarmee componisten als Antonio Vivaldi en Francesco Geminiani zijn
instrument hebben bedeeld over vijftig meter nog enige articulatie te
doen behouden.
Het stormachtige karakter dat Schiff, in samenwerking met klavecinist Ton Koopman
en continuo-cellist Jaap ter Linden, de snelle delen verleende was muzikaal
gesproken te verdedigen, al vlamde het vuur van het betoog hier en daar wel heel
woest op. De langzame delen kwamen veel beter tot hun recht. Vooral de passages
waar Vivaldi en Geminiani het gegeven uitbuiten dat er twee gelijke instrumenten
in het spel zijn, waren bijzonder oorstrelend.
In Bachs suites voor violoncello solo zijn de muzikale lijnen zo kundig op elkaar
afgestemd en in perspectief gebracht dat ze ook in een grote ruimte hun scherpte
behouden. Niettemin was Schiffs lezing van de tweede suite, in sommige delen althans,
wat kortademig en wekte daardoor een indruk van vrijblijvendheid. Alleen in de trage,
waardige sarabande bereikte hij een bezieling die van de eerste tot de laatste fraai
afgewogen frase stand hield.
Ton Koopman stak met zwier een solistisch pleidooi af voor de muziek van Joseph-Hector
Fiocco, een Belgische tijdgenoot van Bach. Hoe Koopman het doet is een raadsel, maar
hij slaagde er hier in het klavecimbel een heus crescendo te ontlokken. Fiocco's
Sonate in G blijkt, zoals het hele programma trouwens, alleraardigste muziek te
zijn, die dank zij Koopmans extraverte benadering net het vleugje geestkracht meekrijgt
dat haar boven het alledaagse verheft.
© Frits van der Waa 2006