Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 21 juni 1993, Kunst, recensie

Baanbrekende Bang On A Can deelt weinig tikken uit

Marathon door de Bang On A Can All Stars, Nederlands Blazers Ensemble o.l.v. Thierry Fischer, Mondriaan Kwartet, Schönberg Kwartet, e.a. Paradiso, Amsterdam.

Het muziekleven in Amerika moet er beslist heel anders uitzien dan dat in Nederland. Het spraakmakende muziekfestival Bang On A Can heeft sinds zijn eerste aflevering in 1987 geleid tot opgewonden, zelfs euforische beschrijvingen. Van meet af aan heeft Bang On A Can de in New York heersende hokjesgeest aangetast, met behulp van een veelzijdige en 'confronterende' programmering, waarin werk van jolige, tegendraadse componisten de leidraad vormt. Blijkbaar is dat in de USA baanbrekend, in Nederland zijn zulke concerten allerminst uitzonderlijk.

Bij de eerste Amsterdamse editie van Bang On A Can, die zich zaterdag in Paradiso afspeelde, overheerste een vertrouwde nieuwe muziekfestival-sfeer. Hooguit de omvang van de marathon, waarbij in negen uur tijd drieëntwintig stukken werden uitgevoerd, was ongewoon. Zeker voor een evenement dat zich in het Nederlands Beuk Op Een Blik zou noemen, deelde het megaconcert bijzonder weinig stevige tikken uit.

De kennismaking met speelbeesten als basklarinettist/saxofonist Evan Ziporyn, celliste Maya Beiser en slagwerker Steven Schick was opzienbarender dan de door hen meegenomen muziek. Naast de Bang On A Can All-Stars uit New York zorgde een heel contingent Nederlandse musici, met het Nederlands Blazers Ensemble aan het hoofd, voor gedreven uitvoeringen.

Onderhoudend was het programma zeker, de merendeels nietszeggende tussendoorpraatjes daargelaten. Er passeerde een ware componisten-optocht, waarin de Amerikaanse nieuwlichters zij aan zij gingen met Nederlandse vakbroeders en met oude meesters als Schönberg, Ives en Cage. Zelfs de Pool Henryk Górecki mocht meelopen met een klein, maar afstotelijk muziekstukje.

Wat de jonge Amerikanen sympathiek maakt is hun onbevangenheid. Die bereidheid am alles te proberen is hun kracht en tegelijkertijd hun zwakte. Zo maakten een in glissandi verstrikt geraakt strijkkwartet en een dito solo voor elektrische gitaar van Julia Wolfe een uitgesproken naïeve indruk, zeker vergeleken met eerder in Nederland uitgevoerd werk van haar hand. Wolfe, en ook Ingram Marshall, geestelijk vader van een partie misthoornsoep, hadden wat kunnen leren van Ennio Morricone, die in zijn muziek voor Once upon a time in the west de seufzer met beduidend meer raffinement heeft toegepast.

Daartegenover stond het sterke en allerminst naïeve ensemblestuk Relations to Rigor van Scott Lindroth, waarin een aanvankelijk tonaal en quasi-minimalistisch idioom wordt uitgerekt tot het in zijn voegen kraakt.

David Lang en Michael Gordon, die samen met Wolfe het initiatief tot Bang On A Can hebben genomen, waren beiden vertegenwoordigd met twee stukken. In The Anvil Chorus, een spannende slagwerksolo en in het ietwat uit de hand lopende ensemblewerk Are you experienced? valt op hoe scherpzinnig Lang omgaat met timbres en ritmes.

Gordons cello-solo Industry kan worden getypeerd als een oefening in vervorming. Zijn The Low Octet is een deugdelijk muziekstuk, maar leunt zwaar op De Staat van Louis Andriessen.

Het werk van Andriessen, die in Bang-kringen op handen gedragen wordt, mocht niet ontbreken in deze marathon. Zijn kwartet Hout, waarin vier instrumenten elkaar canonisch op neuslengte volgen, beleefde bij de All-Stars een uiterst gedreven en met enthousiasme ontvangen uitvoering.

Het Pianoduo Bouwhuis-Van Zeeland leverde een geruchtmakende première met De Namen der Goden van Cornelis de Bondt, een onverzettelijk en hoekig stuk, opgebouwd uit indrukwekkende akkoorden en klankrafels, dat zijn lengte van vijftig minuten echter niet waar maakt. Een opvallende component van het stuk is een batterijtje elektronika, waarmee de pianisten gespeelde tonen kunnen samplen en onbeperkt laten doorklinken. Het effect was intrigerend, maar de klank was door een overmaat aan ruis en te sterk hoorbare herhaling van de sample verre van bevredigend. Moet nog maar eens over.

Het was een briljante zet van de programmeurs om dit zware stuk te doen volgen door Failing van Tom Johnson, een gecomponeerde performance waarin een solo-bassist non-stop commentaar moet leveren op het stuk zelf.

Behalve door Limiet, een streng strijkkwartet van Diderik Wagenaar, was de Nederlandse muziek verder vertegenwoordigd door Calligramme/il pleut van Rob Zuidam. Dit stuk voor twee sopranen, dat klinkt als een op de spits gedreven voortzetting van de 14de-eeuwse Ars Nova-muziek uit Italië, was verreweg het bondigste en meest speelse stuk van de marathon.

Het feestje, op het middernachtelijk uur besloten met de klassieker Coming together van Fredric Rzewski, moet zonder meer als geslaagd worden beschouwd. Maar toch liet het een lichte kater na. Was dit nu werkelijk het beste uit zeven jaargangen Bang On A Can? Als dat echt het geval is dan vallen de tot stand gebrachte vernieuwingen puur muzikaal bekeken nogal tegen - wat niets afdoet aan de maatschappelijke impuls die er van uitgaat. Een cultuur die openheid of experimenten uit de weg gaat is gedoemd tot steriliteit. En juist daarom hoort een dergelijk concert thuis in het Holland Festival.


© Frits van der Waa 2006